De Begrafeniswet van 1869 schreef voor dat elke gemeente tenminste één algemene begraafplaats diende te hebben.[1] Sommige gemeenten kregen daarvoor tijdelijk ontheffing van Gedeputeerde Staten. Andere gemeenten, zoals in de provincie Utrecht de toenmalige gemeenten Vleuten, Haarzuilens en Oudenrijn, legden een gezamenlijke gemeentelijke begraafplaats aan. Tegen het eind van 1871 was door de gemeentebesturen van 41 gemeenten in Utrecht voldaan aan het wettelijke voorschrift. Van de 35 overige gemeenten, waaronder Hoogland, werd verwacht dat deze in de loop van 1872 een gemeentelijke begraafplaats in gebruik zouden nemen.
eigen begraafplaats krijgen bij hun nieuw gebouwde kerk op Langenoord.
In 1811 waren de gerechten Hoogland en Emiclaer samengevoegd tot de gemeente Hoogland. Begraven werd er in het buurtschap Koelhorst. Daar stond vanaf de veertiende eeuw een kapel en rond de kapel werden de doden uit de wijde omgeving begraven. Aanvankelijk behoorde de kapel toe aan de katholieken, later ging deze over naar de protestanten. Beiden werden begraven op het kerkhof van de kapel. Ook na de verkoop van de kapel in 1843 aan de familie Van Tuyll van Serooskerken, die de kapel inrichtten als grafkapel, bleef het kerkhof eigendom van de protestantse gemeente en bleven zowel katholieken als protestanten er hun doden begraven. Pas in 1884 zouden de katholieken een
In 1871 of 1872 had de gemeente Hoogland een perceel aangekocht nabij de Boelenhoef, een boerderij van de voormalige maalschap Hoogland, om daar een gemeentelijke begraafplaats in te richten. Deze werd in 1872 in gebruik genomen. Een aantal van de gemeentelijke begraafplaatsen die zijn aangelegd als gevolg van de Begrafeniswet van 1869 is maar kort in gebruik geweest. Dat geldt niet alleen voor de provincie Utrecht, maar voor heel Nederland. De belangrijkste reden is dat gelovigen zich lieten begraven op de al bestaande katholieke, protestantse en soms joodse begraafplaatsen. De nieuw aangelegde gemeentelijke begraafplaatsen werden met name in de kleine gemeenten gebruikt voor het begraven van lieden van buiten, zoals zwervers van wie de identiteit niet te achterhalen viel, rondtrekkende seizoenarbeiders, zelfmoordenaars en ongedoopten.
In de provincie Utrecht zijn er nog verschillende van dergelijke begraafplaatsen bekend, alle aangelegd ver buiten de bebouwde kom. In bijvoorbeeld Werkhoven (nu gemeente Bunnik) werd in 1872 een gemeentelijke begraafplaats in gebruik genomen, maar pas in 1934 werd er voor het eerst iemand begraven. In 1947 zijn de stoffelijke resten overgebracht naar de NH-begraafplaats van het dorp en werd de begraafplaats gesloten verklaard. Het kleine perceel bestaat als zodanig nog steeds en is begroeid met bomen en struikgewas. Tegenwoordig staat het bekend als het Verloren Kerkhof en is het voorzien van een informatiebord. In de toenmalige gemeente Stoutenburg (nu gemeente Leusden) werd in 1872 ook een begraafplaats aangelegd. Waarschijnlijk zijn er een viertal mannen begraven, waaronder een rondtrekkende vilder. De begraafplaats werd eind jaren ’70 van de vorige eeuw geruimd. Enkele jaren geleden werd de begraafplaats voorzien van nieuwe hekwerken en een informatiepaneel. De begraafplaats is aangewezen als gemeentelijk monument en staat bekend als het Vilderskerkhof. Dat is ook de benaming voor het perceel in Hoogland. Na het sluiten van de begraafplaats werd er op het terrein een schuur gebouwd, waarvan de resten nog zichtbaar zijn. Het enige wat naast de naam nog rest van de begraafplaats is de doorgeschoten beukenhaag die vanaf de weg het perceel omringt.
Noot
[1] Tegenwoordig gemeentelijk (Wlb 1991).
Literatuur
- Hoogland-West, themanummer van De Bewaarsman, tijdschrift van de Historische Kring Hoogland, 7e jrg, no 2, april 2001
Internet
- Archief Eemland - Hoogland [geraadpleegd 29 januari 2023]
- Gijs Hilhorst en Gerard Raven, Twee middeleeuwse boerderijen in Hoogland-West - Historische Kring Hoogland [geraadpleegd 29 januari 2023]