In het voorjaar van 2022 vertelde Ru van Wouter van Geurten dat hij een grafsteen had gevonden. Dat was gebeurd bij werkzaamheden in zijn tuin achter de voormalige dokterswoning aan de Dorpsstraat nummer 5. Bij de eerste aanblik leek het alleen niet direct op een grafsteen. Maar wat was het dan wel? Helaas bleek het moeilijk om er achter te komen wat het precies is. Zelfs de namen gaven wat moeilijkheden.
Op de steen zijn de namen van drie personen ingehakt. Dat zijn:
- J J Hopman 1768
- W G Heek 1768
- T S Hopman 1768
Het lijkt alsof ze allemaal twee voornamen hebben, maar dat is niet het geval. De tweede letter verwijst naar de vader van de betreffende persoon. Dan krijgen we: Jan Joosten Hopman, geboren 10 oktober 1728. Verder: Wouter Gijsberts Heek geboren op 11 oktober 1722, op 8 augustus 1751 getrouwd met Klaasje Joosten Hopman. Klaasje was een broer van Jan. Wouter en Jan waren dus zwagers van elkaar.
En tot slot Tijmen Stevens Hopman, geboren op 15 mei 1707. Dat was een broer van de vader van Jan. Een oom dus. De drie waren familie van elkaar.
Wouter Heek was visser van beroep, net als Joost Heek. Van Tijmen is onbekend wat hij deed. Zijn zoon Jan is later visser en taanbaas. Als hij in de voetsporen van zijn vader is getreden, ligt het voor de hand dat hij dat ook is geweest.
Volgens het boek Van wee bin jie d’r een is Wouter rond 1786 overleden. Dat lijkt wel heel veel op 1768. Van Tijmen Hopman ligt er bovendien een kleine grafzerk in de Nederlandse Hervormde Kerk. Een grafzerk met als opschrift T.S. H. 1768. Dat laatste lijkt er toch op te wijzen dat 1768 het sterfjaar is van de drie. Meestal geeft het boek Van wee bin jie d’r een wel een sterfdatum aan, maar dat is bij Tijmen niet het geval. Alleen dat circa 1786 bij Wouter. Toeval?
Wat is er gebeurd?
De vraag is waarom een dergelijke steen is gemaakt. De grafzerk in de kerk is een duidelijk bewijs dat een van de drie in 1768 is overleden. En dan ligt het voor de hand dat ook de andere twee in dat jaar het tijdige met het eeuwige hebben verwisseld. Een bewijs daarvoor is er niet. Net zo min als duidelijk is hoe ze dan om het leven zijn gekomen. Als ze visser waren, is de veronderstelling gerechtvaardigd dat hun schip is vergaan. Maar zeker is dat niet. Er is ook niets van te vinden. Niet in de enkele kranten die in die tijd al verschenen en ook niet in notariële archieven voor zover die digitaal zijn te raadplegen. In de zogenaamde DTB-registers, de Doop- Trouw- en Begraafboeken, is er evenmin iets van te vinden. In de periode vóór 1811 werden zaken als geboorte, huwelijk en overlijden niet geregistreerd door de overheid, maar door de kerken. Deze boeken moesten in de Franse tijd op last van de bezetter worden ingeleverd. Er zijn van Bunschoten wel doop- en trouwboeken, maar geen begraafboeken. Ook wat dat betreft dus geen nadere informatie. Net zo min als in het Kerke-boek van Bunschoten. Zo blijft het in nevelen gehuld wat er is gebeurd.
De steen
Zoals hiervoor al gesteld, lijkt de steen niet op een echte grafsteen. Maar als het dat niet is, wat kan het dan wel zijn geweest? En hoe komt de steen dan in een tuin terecht.
Dat laatste is misschien te verklaren. Toen in 1962 het oude kerkhof achter de Nederlandse Hervormde Kerk werd geruimd, werd de afkomende grond gebracht bij wie daar belangstelling voor had. Het is niet ondenkbaar dat de tuin achter de woning van dokter Treffers ook met een deel van deze grond is opgehoogd. Zat de steen daar misschien tussen? Het kan een verklaring zijn. Een andere relatie tussen de drie namen op de steen en de woning aan de Dorpsstraat is er immers niet.
De steen lag niet, zoals de twee bekende grafstenen waarvan replica’s naast de kerk liggen, aan de oppervlakte. Op zich verklaarbaar, want om het kerkhof te vergroten is het enkele keren opgehoogd. Al was het tot rond 1820 gebruikelijk dat er in de kerk werd begraven. Wellicht dat toch niet iedereen daar een laatste rustplaats kon krijgen. Hoe het ook zij, het zijn allemaal veronderstellingen en voor een correcte geschiedschrijving is dat niet aan te bevelen.
Vissersmerk
Bijzonder aan de grafzerk van Tijmen Hopman is de aanwezigheid van een vissersmerk. Dat zijn over het algemeen tekens die bestaan uit een samenstel van rechte lijnen. Ze werden gebruikt om de eigendom van iets weer te geven. Bij ongeletterden vervingen ze vaak de handtekening. De merken werden door de vissers aangebracht op een bepaalde kurk van de netten, bij een ander soort netten weer op het lood. Ze hadden geen ander doel dan het kunnen herkennen van eigendommen. Wanneer iemand zelfstandig schipper werd, koos hij een merk. Dat het vooral rechtlijnige figuren waren, kwam omdat het gemakkelijk was dit in te snijden in hout, kurk of lood. Bij verscheidene dezer merken is de geslachtsnaam wel een meesprekende factor, al komen ook merken voor die daarvan geheel los staan. Het merk van Hopman bestond uit twee evenwijdige lijnen, met daarover twee evenwijdige schuine lijnen.
Stamboom
Naar de herkomst van de steen kunnen we dus alleen gissen. Wat wel zeker is, is dat nakomelingen van Wouter Heek nog steeds onder ons wonen. Toevallig zelfs mijn eigen vrouw in het zevende geslacht! Wouter Heek kreeg in 1754 een zoon Gijsbert. Die kreeg op zijn beurt in 1792 een Wouter en die in 1816 een Gijsbert. De laatste ‘gewon’ in 1859 een zoon met de naam Klaas en die werd in 1891 verblijd met de geboorte van Peter Frans Heek. Die kreeg in 1926 een dochter Grietje en zij op haar beurt uit haar huwelijk met Steven Koelewijn in het jaar 1957 een dochter Albertha. En zij is beslist niet de enige nakomeling van deze Wouter Heek.
Zo levert een lange zoektocht naar het waarom van een mysterieuze steen, een onverwachte bijzonderheid op.
Literatuur:
- Putman, J.H.M. en H.A. Burgman-Feenstra; Van wee bin jie d’r een. De Bunschoter families van ca. 1600-1912, Bunschoten 1983