Een gemeente is Abcoude niet meer, maar dat maakt de (funeraire) historie van het dorp er niet minder op. Sinds 2011 is de gemeente Abcoude samengevoegd met de gemeente de Ronde Venen en dat is ook de definitieve naam van de nieuwe gemeente geworden. De gemeente Abcoude heeft daarmee zeventig jaar bestaan. Ze ontstond in 1941 door samenvoeging van de gemeente Abcoude-Proosdij en Aasdom met de gemeente Abcoude-Baambrugge en omvatte twee dorpskernen, Abcoude en Baambrugge. Op de eerste richten we ons nu.
Het ontstaan van Abcoude
Abcoude is ontstaan op de oeverwallen van Angstel en Gein, op het punt waar deze twee riviertjes samenkomen. De naam Abcoude wordt voor het eerst genoemd in 1085. In een oorkonde van Koenraad - bisschop van Utrecht - wordt dan gesproken over ’habitatores de Abecenwalde’, ofwel ’de inwoners van Abecenwalde’. Op de grens van het graafschap Holland en het bisdom Utrecht, nu in een iets andere vorm bekend als de scheidslijn tussen de provincies Noord-Holland en Utrecht, werd slot Abcoude gebouwd. De oudste vermelding van het kasteel dateert uit circa 1260. In 1274 werd het kasteel verwoest door de Hollandse buurman Gijsbrecht van Amstel, leider van de Kennemer, Westfriese en Waterlandse boeren. Nadien werd het slot herbouwd, maar in de loop der tijd verviel het tot een ruïne. De laatste resten van het slot werden in 1860 gesloopt. De fundamenten zijn geheel onder het maaiveld verdwenen, hoewel ze als vorm nog wel te herkennen zijn in het landschap. Vanaf de zeventiende eeuw ontstonden langs de riviertjes veel buitenplaatsen.
Voordat Abcoude in 1085 werd genoemd, moeten hier al mensen hebben gewoond, waarmee de funeraire geschiedenis van dit dorp zeker al ruim duizend jaren oud is. Zo lang wordt hier ongetwijfeld ook al begraven. Tot in de negentiende eeuw werden de doden begraven in en om de Nederlands-Hervormde kerk. Daarna traden er grote veranderingen op in de funeraire geschiedenis, met name in het eerste kwart van de negentiende eeuw. Al in 1826 kreeg Abcoude een rooms-katholieke begraafplaats en in 1828 een eigen algemene begraafplaats. Dit alles had te maken met het verbod op begraven in de kerken, iets wat eeuwenlang de gewoonte was geweest.
Het begraven in de kerkgebouwen
De huidige NH Kerk in Abcoude werd tussen 1470-1491 gebouwd. Op dezelfde plaats heeft eerst een Romaanse kerk gestaan welke waarschijnlijk in de veertiende eeuw werd gebouwd. De nieuwe kerk was groter dan de voorganger en in het plan werd de oude toren behouden. De kerk werd opnieuw gewijd aan de heiligen Cosmas en Damianus.
Rondom en in deze kerk werden de doden begraven. Het koor was een gewilde begraafplaats voor de elite van het dorp, het schip was voor de "middenstand" en voor het werkvolk was er een plaats in de hof rondom de kerk. Daarbij was de noordzijde het minst in trek. Dit was vanouds de minder zonnige, dus koudere kant, waar het volgens de verhalen niet pluis was. Hier vonden drenkelingen, zelfmoordenaars en ongedoopte kinderen hun laatste rustplaats. In de achttiende eeuw begon dit gevoel te slijten, zodat ook hier meer aanzienlijken werden begraven. Tussen de steunberen van de kerk zijn vandaag de dag onder andere nog de grafmonumenten te vinden van Jacobus de Vos, predikant en notaris Wilhelmus van Gulpen. Zij rusten vanaf het moment dat ze hier begraven werden in 1781, respectievelijk 1815, nog altijd op dezelfde plaats. Bijzonder aan de kerk is de aanbouw achter het koor voor de grafkapel van Theodorus de Leeuw (1681 -1744), ambachtsheer van Abcoude-Baambrugge. Hij liet in 1723 een achtkantige grafkapel bouwen, bekroond met een lichtkoepel op het hoge dak. De kapel heeft met stucwerk versierde plafonds en tegen de achterwand hangen rouwborden.
De toegang naar de kapel is uitgevoerd in zwart marmer met in wit marmer gehouwen leeuwen die het wapen van Maria de Smeth, echtgenote van Theodorus de Leeuw, flankeren. Ook de zuiltjes uit het wapen van de heerlijkheid Abcoude-Baambrugge zijn in de afbeelding terug te vinden. Aan weerszijden van de ingang zijn de familiewapens aangebracht. In het koor ligt verder een aantal fraai bewerkte zerken van de Abcouse elite. De zerken dateren voornamelijk uit de achttiende eeuw terwijl enkele zeventiende-eeuwse rouwborden het kerkinterieur sieren. Tot in de negentiende eeuw is in en rond de kerk begraven.
De eerste RK begraafplaats
Rooms-katholieke inwoners van Abcoude werden tot 1826 op dezelfde plaats begraven als hun protestante medeburgers; in en rond de NH Kerk. Aangezien het merendeel van de Abcouse bevolking het katholieke geloof aanhing, was het voor de hand liggend dat zij over een eigen begraafplaats wilden beschikken. Al in 1795 kregen de katholieken onder het Bataafse bewind vrijheid van geloof. Dat betekende nog niet dat ze zomaar over eigen begraafplaatsen konden beschikken. Pas nadat in 1825 het Koninklijk Besluit op het verbod van begraven in kerken en binnen de bebouwde kom werd uitgevaardigd, kreeg men de mogelijkheid om een eigen begraafplaats aan te leggen. Nederland kende nog geen bisdommen en was feitelijk zendingsgebied. Maar katholieken begonnen met het vervangen van hun schuilkerken, het kloosterleven kwam weer op gang en ook werden her en der eigen begraafplaatsen aangelegd. In Abcoude werd in 1826 achter de "schuilkerk" die even verderop aan de Kerkstraat lag, de eerste rooms-katholieke begraafplaats aangelegd. De uit 1772 stammende schuilkerk bleef in Abcoude voorlopig gehandhaafd. Toen de begraafplaats klaar was, mocht er echter geen gebruik van worden gemaakt. Bij nameting bleek de begraafplaats minder dan 50 meter vanaf het dorp te liggen. Die afstand tot de bebouwing was een vereiste uit de eerder door de Fransen afgekondigde regels. Toch werd de eerste dode er in maart 1826 begraven en in dat jaar werden nog eens negentien stoffelijke overschotten ter aarde besteld. Na enig getouwtrek met de provinciale overheid werd in 1830 een officiële vergunning tot begraven verstrekt.
De tweede RK begraafplaats
Eind negentiende eeuw raakte de begraafplaats vol. In 1887 was men begonnen om aan de Kerkstraat een nieuwe kerk te bouwen. De bekende architect Alfred Tepe nam het ontwerp voor zijn rekening. In 1888 was deze kerk klaar en was Abcoude een neogotische kruisbasiliek rijker. Achter de kerk lag nog voldoende land om een nieuwe begraafplaats te creëren. Het duurde echter nog enkele jaren voordat er daadwerkelijk een nieuwe begraafplaats aangelegd kon worden. Op 19 juni 1904 werd de nieuwe begraafplaats gewijd en niet lang daarna werd de eerste dode ter aarde besteld. Langs de rand van de begraafplaats werd een haag geplant met rondom, langs de buitenzijde een zogenaamd processiepad. In 1908 werd bij de eerste openbare processie in Abcoude gebruik gemaakt van dit pad. Het kerkhof is op traditionele wijze aangelegd met een middenpad dat zicht geeft op een kruisbeeld en een groot priestergraf. Het baarhuisje met gemetselde vlechtingen in de gevel, ligt achter de omgaande haag en stamt ook uit 1904.
In de loop van de jaren zeventig van de vorige eeuw raakte het kerkhof vol en werden steeds meer katholieken begraven op de algemene begraafplaats van Abcoude. Het onderhoud van de graftekens en het groen nam sterk af. Er vonden nog maar sporadisch ter aarde bestellingen plaats.
Enkele jaren geleden sloeg een aantal parochianen de handen in elkaar en besloot om de begraafplaats gaan opknappen. Overbodige, uit de kluiten gewassen bomen werden verwijderd. Van de overige bomen en coniferen werden de takken tot op circa twee meter hoogte afgezaagd. Vanaf de ingang heeft men nu in ieder geval weer een goed zicht op het kruisbeeld en ook de grafmonumenten zijn weer goed te zien.
Algemene begraafplaats te Abcoude
Het besluit van de Koning in 1825 om met ingang van 1 januari 1829 het begraven in de plaatsen met meer dan 1.000 inwoners te verbieden, noodzaakte Abcoude om het begraven in bij de kerk te staken. De gemeente Abcoude-Proosdij en Aasdom kocht daartoe een stuk land van boer Harmen Hoogenhout aan de Kerkstraat. De plattegrond hiervan kon nog net worden ingetekend op de eerste kadastrale kaart (Minuut) van Abcoude, welke is gemaakt in 1828. Van het rechthoekige perceel waarop de begraafplaats werd aangelegd, is geen gedetailleerde plattegrond bekend. Aangenomen mag worden dat het traditioneel met een kruis van paden was voorzien. De begraafplaats was geheel omgeven door een sloot en op de dam naar de Kerkstraat werd een houten toegangshek geplaatst. Later, in de tweede helft van de negentiende eeuw, werd dit houten hek, compleet verrot, vervangen door een smeedijzeren hek met gietijzeren penanten. Het hek werd geleverd door de grootste ijzergieterij uit de negentiende eeuw, De Prins van Oranje in Den Haag en was voorzien van toepasselijke funeraire symboliek. De eerste begrafenis vond plaats op 19 januari 1829.
In 1874 werd, alweer vanwege een wettelijke regeling (Wet op de Besmettelijke Ziekten) een baarhuisje gebouwd aan het hoofdeind van het middenpad. Hierin moesten onder anderen de aan besmettelijke ziekten overledenen tijdelijk verblijven.
Nog tot in de twintigste eeuw werden de doden vaak met een schip naar de begraafplaats gebracht. De Kerkstraat was tot 1888 vanaf het Kerkplein tot aan de nieuwe Rooms-katholieke kerk bestraat. Daarna volgde een kleiweg die in voor- en najaar vaak moeilijk begaanbaar was. Tegenover de oude ingang ligt nog steeds een doorgang naar het Nauwe Gein die eigendom is van de gemeente Abcoude. Via deze verbinding werden de stoffelijke overschotten vanaf de boot naar de begraafplaats gebracht.
In 1926 bleek de begraafplaats te klein geworden en volgde de eerste uitbreiding. Dit hield een verdubbeling van het oppervlak in. Het oude baarhuisje werd afgebroken en aan het eind van de uitbreiding bouwde men op een betonnen plaat een nieuw huisje. De uitbreiding uit 1926 vormt nu een tussenschakel voor de latere uitbreidingen die een heel ander karakter kregen.
Die tweede uitbreiding kwam er in 1964, wederom naar het noorden. Bij deze uitbreiding werd het ontwerp van de voorgaande delen gevolgd. De grootste verandering zat in de wijze waarop de grafmonumenten op regel werden geplaatst.
Nog geen tien jaar later volgde nogmaals een uitbreiding, weliswaar aansluitend op de uitbreiding van 1964, maar in geheel andere stijl en volume. Met deze uitbreiding verdubbelde het oppervlak van de begraafplaats en kreeg deze een langwerpige plattegrond met halverwege een knik. Tegelijk werd langs de Bijdorplaan een nieuwe ingang aangelegd. Het achterste gedeelte van deze uitbreiding werd gereserveerd voor de katholieke overledenen. Hier werd in augustus 1974 voor het eerst in gewijde grond begraven.
Ondanks dat crematie in de zestiger en zeventiger jaren van de twintigste eeuw een sterke groei vertoonde, bleef de vraag naar grafruimte in Abcoude groot. Daardoor was er in 1999 wederom een uitbreiding nodig. Toen werd ook een eenvoudige urnenmuur geplaatst. Inmiddels is de oude toegang aan de Kerkstraat permanent gesloten. De toegang aan de Bijdorplaan werd lange tijd gevormd door een industrieel ogend hekwerk dat weinig passend was in deze omgeving. In november 2006 werd dit hek echter vervangen door een meer toepasselijk sierhekwerk, dat voor deze plek een betere oplossing vormt.
De begraafplaatsen in Abcoude laten een mooie doorsnee zien van de ontwikkelingen in de funeraire cultuur in Nederland. Hoe de rijken zich in de kerken lieten begraven, hoe de algemene begraafplaatsen hun intrede deden en hoe de katholieke kerk haar eigen identiteit weer vorm gaf en die vervolgens weer op liet gaan in de algemene begrafenisgebruiken. Hoewel eenvoudig, geeft Abcoude zeker aanleiding om eens een bezoek te brengen.
Literatuur
- Gademan, J.E., drs. P.J. te Poel en N.G. Schrama, Gedenkboek 100 jaar parochiekerk H.H. Cosma en Damianus Abcoude., stichting 100 JAAR KERK, 1988 Abcoude
- Wandeltocht. Een rondwandeling door Abcoude en Baambrugge, met historische omschrijvingen en wetenswaardigheden. (z.j.)
- Timmer, W.; 'Dood en begraven in de gemeente Abcoude', in: Angstelkroniek, tijdschrift van de Historische Kring Abcoude/Baambrugge, nr. 23, 6e jaargang, oktober 2006
- Timmer, W.; 'Algemene begraafplaats te Baambrugge', in: Angstelkroniek, tijdschrift van de Historische Kring Abcoude/Baambrugge, nr. 25, 6e jaargang, april 2007
- Timmer, Wim; Kroniek van Abcoude en Baambrugge, Abcoude 2010.