Zoals de meeste Joodse gemeenten, werd ook de Israëlitische ‘kille’ van Hardenberg gekenmerkt door een eigen begraafplaats en een eigen synagoge. Hardenberg beschikt zelfs over twee Joodse begraafplaatsen, die zoals de meeste Joodse begraafplaatsen allebei buiten het centrum liggen. Het ‘Jeudenbarchien’ ligt op een terpvormige heuvel aan de Vecht en de begraafplaats ‘Mulopaadje’ is in de buurt van de tot het begin van de twintigste eeuw vrijwel onbebouwde Gramsbergerweg gelegen.
Soberheid en natuurlijk verval zijn kenmerkend voor een Joodse begraafplaats. De Joodse traditie accepteert ook geen verschil tussen de doden. Om die reden kenmerken Joodse begraafplaatsen zich over het algemeen door eenvoudige grafzerken, om door middel van de herinnering de overledene te eren.
“De doden zullen eens weer herleven” is één van de dertien, door de Joodse geleerde Maimodes geformuleerde geloofsregels. Vandaar dat een Joodse begraafplaats vaak “Beth Caim’’ (= ‘Huis des levens’ of in het Jiddisch ‘Gedort’= goed oord) wordt genoemd. Vandaar de Joodse wens om een eeuwig graf te bezitten als teken ervan dat Israël leeft. Dit eeuwig grondbezit maakt het volgens Joodse wetgeving onmogelijk en ondenkbaar graven en een begraafplaats te ruimen.
Het 'Jeudenbarchien' is een buiten Hardenberg bijzonder mooi aan de Vecht gelegen terpvormig begraafplaatsje. Op het ‘Jeudenbarchien’ bevindt zich maar een, ook van Latijnse letters voorziene grafzerk, voor Rozetta Polak, gestorven 1894, weduwe van de koopman in de Voorstraat Machiel Levie Roos. Waarschijnlijk werd zij als een van de laatsten hier begraven, want tussen 1902 en 1910 werd de nieuwe Joodse begraafplaats aan het ‘Mulopaadje’ in gebruik genomen. De begraafplaats ligt hoger dan de omgeving en heeft een oppervlakte van 1.100 m2. Er bevinden zich op het terrein 35 herkenbare grafzerken en 2 gedenkstenen. Enige zerken zijn gebroken. Tussen 1941 en 1945 dienden de zerken als schietschijf voor de bezetter. De sporen zijn nog herkenbaar. De begraafplaats was tot 1990 omgeven door eenvoudig hekwerk, waarschijnlijk als vervanging de in mei 1922 geplaatste ijzeren omheining. Het geld hiervoor werd ter beschikking gesteld door mejuffrouw Mietje Bromet, die hier ook begraven ligt. Zij was een ongetrouwde dochter van koopman Simon Bromet, manufacturier in de Hardenberger Voorstraat.
Mietje Bromet dreef de zaak van haar ouders tot aan haar dood in 1924. Met betrekking tot haar verschenen volgende berichten in “Het Sallands Volksblad”:
6 mei 1922: “Dezer dagen had mej. M. Bromet het grote voorrecht haar 80e verjaardag te vieren. Als blijk van dankbaarheid heeft zij aan het Israëlitisch kerkbestuur geld beschikbaar gesteld voor het plaatsen van een ijzeren omheining om de Israëlitische begraafplaats. Het plaatsen is overgedragen aan den heer E. Amsink alhier.”
6 mei 1922: advertentie “De nog achterstallige klanten S. Bromet (Mej. M. Bromet) te Hardenberg, worden in hun eigen belang aangemaand het verschuldigde thans te zuiveren, wordende anders tot gerechtelijke invorderingen overgegaan. Notaris Zwamborn.”
Mietje Bromet overleed op 16 mei 1924, bijna 82 jaar oud. Namens haar erfgenamen werden in juni van dat jaar in Café de Bruin haar bezittingen publiekelijk verkocht.
De voorkant van de begraafplaats aan het ‘Mulopaadje’ werd in het kader van de herdenking ’50 jaar bevrijding’ in 1995 voorzien van een monumentale, door architect Hamhuis ontworpen herdenkingsmuur. De onthulling vond plaats op 4 mei 1995 als een waardig herinnerings- en herdenkingsteken voor de Joodse medeburgers, die in Hardenberg en Gramsbergen hebben gewoond, gewerkt, zijn geboren, getrouwd en zijn gestorven en speciaal aan hen die door de verschrikkingen van de volkerenmoord hun laatste rustplaats niet in Hardenberg konden vinden. In de muur rechts en links van de toegangspoort is in het Nederlands en Hebreeuws de tekst geplaatst, die ooit de gevel van de Hardenberger synagoge sierde: “Ontsluit mij de poorten der gerechtigheid, ik zal daardoor binnengaan, ik zal den Here loven.” (Psalm 118:19).
Op de achterkant van het rechter toegangsmuurtje bevindt zich een metalen plaat met alle namen van tijdens de oorlog omgekomen Joodse inwoners en hun familieleden, uitmondend in de volgende ´getallen van de verschrikking´: Van de 50 omgekomen inwoners en hun familieleden zijn vermoord: “28 in Sobibor, 18 in Auschwitz-Birkenau en omgeving van Auschwitz, 2 in Lublin-Majdanek, 1 in Midden Europa, 1 in Warszawa.”
Literatuur:
- G. Brandorff, Joods verleden in de mediene van Noord-Oost Overijssel: De levensgeschiedenis van de familie Blein, in: Dirk Koldijk, Heinrich Voort, De Joodse gemeenschap in N-O Overijssel en de Grafschaft Bentheim, Bad Bentheim 1990, 156-175.
- G. Brandorff, Joodse begraafplaats. Een reeks van 35 artikelen, in: weekblad De Toren, oktober 1994-juli 1995
- J. Michman, H. Beem, D. Michman; Pinkas. Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland, Amsterdam 1999, 409-411.