In Nederland zijn meer dan vijfhonderd begraafplaatsen of kerkhoven van rijkswege beschermd. Dit zijn de toppers van onze funeraire cultuur en van dusdanige waarde dat ze landelijk beschermd zijn. Men kan echter over deze lijst discussiëren! Die discussie zou men gemakkelijk kunnen voeren aan de hand van begraafplaats De Biezen in Santpoort-Noord in de gemeente Velsen. Deze begraafplaats, naar ontwerp van L.P. Zocher (1820 - 1915), is niet groot maar vertegenwoordigt een aantal belangrijke aspecten van de funeraire cultuur uit de laatste helft van de negentiende eeuw.
Toch is de begraafplaats niet van rijkswege beschermd. Dat heeft wellicht te maken met het feit dat deze kleine begraafplaats overvleugeld wordt door begraafplaats Westerveld, die hier niet zo ver vandaan ligt en eveneens een ontwerp van Zocher is. Daarnaast zijn de ontwerpkwaliteiten van de kleine begraafplaats niet altijd even respectvol behandeld in de afgelopen decennia. Gelukkig is de waarde van deze begraafplaats inmiddels op regionaal niveau erkend door middel van aanwijzing tot Provinciaal monument. Hierdoor is in de afgelopen jaren meer aandacht ontstaan voor de specifieke kwaliteiten en zijn die zelfs gerestaureerd.
Ontstaan van de begraafplaats
In het dorp Velsen werd na het het verbod op begraven van 1829 nog gewoon begraven bij de Engelmunduskerk. Het dorp Velsen had minder dan 1.000 inwoners zodat men het kerkhof gewoon mocht blijven gebruiken. Het kerkhof dat in gebruik was als algemene begraafplaats werd echter in de loop van de negentiende eeuw te klein, mede door de groei van de bevolking van het dorp. Het gemeentebestuur zag zich gedwongen een nieuwe begraafplaats aan te leggen. Over de aankoop van de grond voor de begraafplaats is uitgebreide correspondentie bewaard gebleven. In de middag van 7 oktober 1873 bezocht burgemeester J.C. Enschedé van de gemeente Velsen en Zandpoort de veiling van een tweetal percelen met daarop een huis, ingericht tot woning en boerderij. Deze percelen teelgrond hadden de naam "het Biesenland", een naam die er wellicht op duidt dat de stukken laag gelegen waren.
Na een ingewikkelde veilingprocedure kocht de burgemeester uiteindelijk de beide percelen voor ƒ 3.060,-. Nog dezelfde avond werd een raadsvergadering belegd. Met algemene stemmen werd het voorstel tot aankoop van het Biezenland aangenomen voor de som van ƒ 3.366,-. Dat laatste bedrag was met inbegrip van alle kosten. De raad nodigde vervolgens burgemeester en wethouders uit om een plan te ontwerpen voor de inrichting van het terrein tot algemene begraafplaats. Daarop nam de burgemeester contact op met Louis Paul Zocher uit Haarlem die toen al naam had gemaakt met verschillende ontwerpen in het hele land.
Aanleg
Op 7 november 1873 stuurde Zocher een offerte aan de burgemeester waarin hij aangaf het terrein met een oppervlakte van 8.000 m² met 0,75 meter op te willen hogen door een "beek" te graven. Deze beek, eigenlijk een langgerekte vijver, zou tot een diepte van 2,50 meter ontgraven worden om voldoende zand op te leveren. De bovenlaag zou afgewerkt worden met de vruchtbare toplaag van het perceel zelf. De wegen op het terrein zouden 30 centimeter verlaagd worden met een hellende kant. De zijden van de beek zou Zocher glooiend afwerken. Het verdere terrein zou beplant worden met bloeiende struiken rond de grafperken en langs de wegen afgewisseld worden met grove struiken en her en der bomen en heesters. Het terrein aan de overzijde van de beek zou worden beplant met fraaie bloeiende en bontbladige heesters afgewisseld met fraaie struiken, opgaande en treurbomen, groenblijvende en andere heesters en verder bosplantsoen. Volgens de offerte zou het hele plan ƒ 3.352,- gaan kosten. Daarbij waren de kosten voor het verharden van de paden en ander timmer- en metaalwerk niet inbegrepen.
Enkele dagen later werd het werk gegund aan Zocher die dit op 10 november 1873 in een brief bevestigde. Voor het trapeziumvormige terrein maakte Zocher een ontwerp in de landschappelijke traditie. Het terrein werd ontsloten via een toegang aan de Kwekerslaan. Vanaf deze toegang tekende Zocher een padenstelsel met een hoofdpad langs de serpentine-vormige vijver. Deze vijver verdeelde het terrein in twee grote grafvelden aan de noordzijde en een bosplantsoen aan de zuidzijde. Het grafveld aan de noord-westzijde werd in vieren verdeeld met een aantal paden die in het midden samenkwamen in een kleine rotonde. Het andere grafveld, voor algemene graven, werd niet verder ontsloten maar wel geheel omgeven door een pad. In de noord-oosthoek van de begraafplaats stond de bestaande boerderij waar de arbeider Pieter Schoorl woonde. Hij mocht het huis blijven bewonen mits hij geen vee, hoe dan ook, zou houden.
In januari 1874 gaf Zocher een aparte prijs op voor de beplanting van het overige terrein met eikenstek en overige groene gewassen.
Overige bouwwerken
Naast de aanleg werd ook opdracht gegeven voor het maken van een smeedijzeren spijlenhek met ingangspartij. Deze ingangspartij zou bestaan uit een openslaand hek met aan weerszijden een draaihek voor voetgangers. Het ontwerp kwam van D.E.L. Arend die het hek begrootte op ƒ 300,-. Na opvraag van een aantal offertes bleek dat de plaatselijke smeden bij hun inschrijving 50% boven de raming zaten. Daarop werd de opdracht aan de Haarlemse smid J.H. Güthschmidt gegeven voor de prijs van ƒ 305,-. In de zomer van 1874 werd het hek geplaatst. De spijlen van het hek zijn afwisselend kort of lang met pijlmotief. Op de middelste hekpijlers zijn pijnappels geplaatst, terwijl de lagere hekpijlers aan de buitenzijde afgetopt zijn met een bol.
De paden op de begraafplaats waren al in de lente van dat jaar verhard met het puin dat afkomstig was van een verbouwing aan het raadhuis welke op dat moment gaande was. Eind 1874 werd op de begraafplaats ook een lijkenhuisje gebouwd. Hiervoor werd een eenvoudig ontwerp gemaakt door de architect L.E.H. van den Arends uit Haarlem. Het huisje werd tegen de bestaande boerderij aangebouwd en voorzien van een pannendak. De muren werden bepleisterd en de lichtinval kwam via 10 glazen dakpannen.
De begraafplaats in gebruik
Op 2 juni 1874 maakte Burgemeester en wethouders bekend dat de oude algemene begraafplaats te Velsen per 31 juli van dat jaar gesloten zou worden en dat per 1 augustus de nieuwe begraafplaats in gebruik zou worden genomen. Degenen die rechten hadden betaald op de oude begraafplaats werden gecompenseerd met grafruimte op de nieuwe begraafplaats, zoals omschreven in de Begraafwet van 1869.
De bewoner van de boerderij op de begraafplaats, Pieter Schoorl, werd tevens aangewezen als nieuwe doodgraver. Hij had door de aanleg van de begraafplaats geen land meer om te bewerken maar kreeg nu een nieuwe betrekking, wellicht bij wijze van compensatie. Schoorl was toen al aardig op leeftijd want toen hij in 1901 eervol ontslag kreeg was hij 87 jaar oud. Van de gemeente kreeg hij een jaarlijks pensioen van ƒ 150,-. In de 26 jaren van zijn loopbaan als doodgraver had Schoorl heel wat doden ter aarde besteld. In 1874 werd vastgesteld dat hij ƒ 3,30 kreeg voor elk begraven lijk. In de jaren tot 1895 werden er gemiddeld 68 doden begraven zodat Schoorl niet te klagen had. Onder de vele doden waren niet alleen inwoners van Velsen maar ook arbeiders die na 1876 in de omgeving van Velsen waren blijven wonen nadat het Noordzeekanaal voltooid was. Dit kanaal betekende voor de gemeente Velsen een grote verandering. Bij de sluizen ontstond de nederzetting IJmuiden. Toen het snel groeiende IJmuiden in 1896 een eigen begraafplaats kreeg, de Westerbegraafplaats, liep het aantal begravingen op De Biezen drastisch terug. In de laatste jaren van zijn baan als doodgraver ontving Schoorl regelmatig een gratificatie ter compensatie van zijn teruglopende inkomsten.
Wijzigingen op de begraafplaats
Met het pensioen van Schoorl diende er een nieuwe doodgraver te komen. Voor een salaris van ƒ 450,- en vrije bewoning van het huis op de begraafplaats werd in april 1901 Jacob Pannekoek benoemd. Hij zou tevens zorg dragen voor het wegonderhoud in het middendeel van de gemeente. Tijdens de discussie over een nieuwe doodgraver werd ook gesproken over het toezicht op de begraafplaats. Daarbij werd gesteld dat het huis niet op de juiste plaats stond om dit toezicht ook daadwerkelijk te kunnen uitoefenen. Het toezicht zou beter gedaan kunnen worden vanuit een huis bij de ingang. Pas veel later zou hier daadwerkelijk iets aan gedaan worden. Enkele maanden na de aanstelling van Pannekoek werd ook een reglement opgesteld voor de doodgraver. In dit reglement werd onder andere vastgelegd dat de doodgraver verplicht was te wonen in de woning van de gemeente en een voortdurend toezicht diende te houden. Hij zou over geschillen direct rapporteren aan burgemeester en wethouders. Onder het toezicht werd nader verstaan dat in de vijver niet gebaad of gevist mocht worden of dat er op de vijver geschaatst zou worden. Het plukken van bloemen op graven van eigen familieleden moest worden toegestaan. In de jaren 1902 en 1904 sprak de gemeenteraad regelmatig over de begraafplaats. Zo werd opgemerkt dat een grafregister ontbrak en dat de woning op de begraafplaats in slechte staat verkeerde. Ook werd opgemerkt dat de afrastering van de begraafplaats onvoldoende was en dat de begraafplaats maar al te vaak als overpad werd gebruikt. In 1904 werd de nieuwe opzichter van de begraafplaats belast met het aanleggen en bijhouden van een grafregister. In datzelfde jaar nam men ook de eerste stappen om te komen tot de bouw van een nieuwe doodgraverswoning. Nadat gebleken was dat de aankoop van een perceel naast de begraafplaats te duur was, besloten burgemeester en wethouders dat een dergelijke woning ook gebouwd zou kunnen worden op de begraafplaats zelf en dan wel dicht bij de ingang.
In 1906 werd door de gemeenteopzichter C. Kramer een ontwerp gepresenteerd voor een huis in art nouveaustijl. Het met pannen gedekte huis kreeg gepleisterde gevels die in vakken waren verdeeld met banden van imitatienatuursteen. De kosten voor de bouw van het huis werden begroot op ƒ 4.000,-. Het huis bestond uit een vierkante plattegrond met daarop visueel twee te onderscheiden bouwelementen haaks op elkaar. Het smalste van de twee bouwdelen stak naar voren en had een erker in de gevel. Het dak werd bekroond door een klokkenstoeltje met luidklok. Rechts daarvan werd evenwijdig aan het andere bouwdeel een galerij opgenomen waardoor het geheel een stuk groter oogde. In de woning werd ook een wachtkamer opgenomen voor bezoekers en degenen die een uitvaart wilden bijwonen.
Aan het huis is in de loop der tijd wel het een en ander veranderd. Zo werd na de oorlog een schuur bij het huis gebouwd en in 1953 werd de achtergevel gewijzigd. Het interieur is ook aangepast met onder andere een nieuwe keuken en de bouw van een douchecel. De wachtkamer is al heel lang niet meer in gebruik.
Het begraven op De Biezen bleek ondanks de ophoging bij de aanleg toch problematisch te zijn vanwege te hoge grondwaterstanden. Om boven het grondwater te komen, besloot men in 1914 om zand van het omliggende bollenland op te brengen. Omdat het probleem kennelijk nog niet voldoende opgelost was, werd in de jaren dertig nogmaals zand aangevoerd. Daarbij werd gebruik gemaakt van rails waarop een kar werd geplaatst met een paard ervoor. Alleen al voor verzakkingen van individuele graven bleken soms wel tien kruiwagens zand nodig te zijn. Doordat veel huurgraven snel geruimd werden om weer plaats te maken voor nieuwe, kon men lange tijd vooruit met de ruimte op de begraafplaats. Het bosplantsoen aan de overzijde van de vijver werd ook al snel na de ingebruikname van de begraafplaats ingericht om te kunnen begraven. De aanleg van dit deel vertoont een meer gemengde tuinstijl met een geometrisch padenstelsel. Centraal ligt hier een halve cirkel aan een kleine laan die dit deel een geheel eigen sfeer geeft. Dit deel ligt ook nog eens aanzienlijk hoger dan het eerder ingerichte deel. In de jaren dertig werden ook de laatste delen van het plantsoen geruimd om plaats te maken voor graven. Het stuk grond waar voorheen de oude woning stond werd ook geschikt gemaakt voor nieuwe graven. Er werd zelfs een deel van de tuin van de doodgraverswoning in gebruik genomen.In 1929 werden hardstenen nummerpaaltjes geplaatst omdat er steeds onduidelijkheid bestond over de plaats van de graven. Men sprak over het oude gedeelte, het nieuwe gedeelte en het gedeelte over de brug. Elk vak had zijn eigen nummering, beginnend bij 1, maar de vakken zelf waren niet genummerd. Dit werd menig bezoeker duidelijk bij het zoeken naar het graf van diens overleden familielid. In 1935 werd in een speciale verordening aangegeven dat het gedeelte van de begraafplaats dat voor begraven bestemd was, in vakken verdeeld moest worden en dat elk vak genummerd diende te worden.
Sluiting?
In 1963 was er onvoldoende ruimte op de begraafplaats om nog nieuwe graven uit te geven. Eind 1962 werd het laatste eigen graf gebruikt en begin 1963 het laatste algemene graf. Daarna vonden alleen nog bijzettingen plaats in eigen graven. De begraafplaats werd nooit officieel gesloten, maar doordat er bijna niet meer werd begraven raakten veel grafmonumenten in verval en liep de kwaliteit van het groen hard terug.
In de jaren negentig van de twintigste eeuw maakte de begraafplaats een verwaarloosde indruk. De omgeving was in de afgelopen decennia drastisch gewijzigd, onder meer door de aanleg van de nabijgelegen snelweg naar de Velsertunnel en oprukkende bebouwing. Door de verwaarloosde beplanting in de rand was het zicht op deze veranderingen goed te zien en nog beter te horen. Vanaf het eind van de twintigste eeuw kwam er echter weer aandacht voor de begraafplaats. Zo werd enkele jaren geleden begonnen met een plan waarbij de begraafplaats weer meer gebruikt zou kunnen worden. Het uitgangspunt van die plannen was het oorspronkelijke ontwerp van Zocher. De moeilijkheid daarbij was dat er geen oorspronkelijk beplantingsplan te vinden was. Ook werd niet duidelijk in hoeverre het huidige bomenbestand origineel is. Sommige bomen ogen nog niet zo oud, maar kunnen door de grondsamenstelling even zo goed wel ouder zijn. In het plan werd ook het oude padenstelsel weer opgenomen en zouden een aantal grote wijzigingen uit het verleden enigszins teruggedraaid worden. Op het oude deel waar ooit koopgraven lagen, was eerder al een deel geruimd waarbij de ouder structuur verdwenen was. Met al die wijzigingen en veranderingen was het een hele opgave om te komen tot een verantwoorde aanpak en nog meer, tot een goede financiële onderbouwing van de plannen.
Restauratie
Eind 2004 maakte een bijdrage van de provincie Noord-Holland van circa € 130.000,- het mogelijk om het ontwerpplan daadwerkelijk uit te voeren. Manon Broekmeulen, ontwerper en groenadviseur van de gemeente, werkte de plannen verder uit en deed onderzoek naar het ontwerp zoals Zocher dat gemaakt had.
Ondertussen had de gemeente Velsen aan de Historische Kring Velsen al het verzoek gedaan om medewerking te verlenen aan een historisch onderzoek en inventarisatie van de begraafplaats. Daaruit kwam veel archiefmateriaal naar voren gekomen waarmee een van de leden van de Historische Kring een uitgebreid verslag heeft geschreven. Dit materiaal werd eveneens in de planvorming betrokken, voor zover het betrekking had op de aanleg. In 2004 werd als eerste het smeedijzeren ingangshek gerestaureerd zodat de entree weer wat beter oogde. In de periode daarna is door de gemeente hard gewerkt aan de planvorming en uitvoering.
In juni 2006 werd de restauratie afgerond en konden bezoekers de grote veranderingen aanschouwen. Het geruimde deel van de begraafplaats was weer opgenomen in het padenstelsel en op andere plaatsen was de oude structuur weer beter zichtbaar gemaakt. Veel oude en kwalitatief slechte bomen en ander groen waren verwijderd en vervangen. Daartoe werden enkele honderden nieuwe struiken en heesters aangeplant. Vooral de paars bloeiende rododendrons lopen daarbij in het oog, precies zoals Zocher het destijds omschreven had bij zijn ontwerp.
Een ander opvallende verandering is de nieuwe boomstammenbrug. De oude, minder representatieve bakstenen dam met duiker is daarbij gesloopt. Ook op andere plaatsen is de originele karakteristieke beplanting weer teruggebracht. Tegelijk is in het plan rekening gehouden met de eisen van de huidige tijd.
Bij de in 2004 gerestaureerde ingang is de beplanting eveneens flink verbeterd. Ook de aansluiting van het hekwerk op het ingangshek is in stijl vernieuwd, opdat de entree weer uitnodigt om de begraafplaats te betreden. De enthousiaste reacties van de aanwezigen bij de opening op 7 juni 2006 zullen zeker navolging krijgen bij anderen die deze begraafplaats in de toekomst zullen bezoeken.
Dankzij de inzet van vrijwilligers van de Historische Kring Velsen en de medewerkers van de gemeente oogt de begraafplaats weer als een plaatje en kan deze verder pronken als een klein juweeltje in deze drukke omgeving.
Met dank aan Manon Broekmeulen, gemeente Velsen.
Literatuur
- Molenaar, C.W., 'Begraven in Velsen. Begraafplaats de Biezen te Santpoort', in: Velisena, jaargangen 8 en 9, 1999 en 2000.
- Register Provinciale Monumenten Gemeente Velsen