Veel katholieke begraafplaatsen die in de negentiende eeuw gesticht werden, zouden niet tot stand zijn gekomen zonder particuliere initiatieven en giften. Belangrijke families die de kerk toegewijd waren, zorgden voor grond of geld om de aanleg van nieuwe begraafplaatsen mogelijk te maken. De mogelijkheid om katholieke begraafplaatsen aan te leggen en kerken te bouwen werd vanaf 1848 gewaarborgd door de vrijheid van godsdienst en gelijke bescherming van de kerkgenootschappen die toen in de Grondwet werden opgenomen. Met het herstel van de bisdommen in Nederland in 1853 kwam er ook weer een organisatie die zorg droeg voor nieuwe kerken, begraafplaatsen en parochies.
Veel katholieke kerken en begraafplaatsen in Nederland dateren dan ook uit de tweede helft van de negentiende eeuw. In Purmerend hadden de katholieken eerder al wel een eigen stuk op de algemene begraafplaats gekregen, maar er moest onder erbarmelijke omstandigheden begraven worden. Het stuk grond dat men ter beschikking had, was veel te klein en de kerkelijke gebeden en plechtigheden moesten hier achterwege blijven vanwege het algemene karakter van de begraafplaats. In 1875 werd deze situatie opgeheven dankzij een schenking van Nicolaas Brantjes (1814-1887) en zijn vrouw Josephine Truffino (1811-1894). Ter gelegenheid van hun 37,5-jarige echtverbintenis schonken zij een perceel land aan de rand van de Overweerse polder, niet ver van de stad. De katholieke familie Brantjes speelde jarenlang een toonaangevende rol in Purmerend. De bedrijven die ze stichtten, waaronder een houthandel, waren succesvol en leverden veel werk op. Voor de familie zelf leverde het aanzien en ook allerlei openbare functies op. De familie Brantjes speelde tevens een grote rol in het sociale leven van zowel katholiek als niet-katholiek Purmerend.
Ontstaan begraafplaats
Meteen na de schenking van het perceel in 1875 werd begonnen met de aanleg van de begraafplaats. Deze werd gegund aan J. Tool uit Wognum die het grootste deel van het weiland (25 bij 44 meter) ophoogde met een laag van twee meter zand. Alleen op die wijze zou hier begraven mogelijk zijn, aangezien het hier om een laaggelegen stuk polderland ging. De gehele begraafplaats werd omgeven door een brede sloot. Het opgehoogde deel kon bereikt worden via een pad dat vanaf een brug over de sloot naar het verhoogde deel liep. Direct achter het hek was een kleine rotonde opgenomen, waarschijnlijk gemaakt voor het keren van de koetsen. Dit lager gelegen deel werd beplant met allerlei groen en mogelijk werd dit gedeelte ook bestemd voor het begraven van ongedoopte kinderen en zogenaamde "verloren zielen" (zelfmoordenaars).
Op 1 juni 1876 werd de begraafplaats ingezegend. De geplande kapel was toen nog niet helemaal gereed. Tegen het talud aan de achterzijde van de begraafplaats was men begonnen met de onderbouw. Deze onderbouw was via een deur vanaf de achterzijde toegankelijk en diende als lijkenhuis.
Via een trap aan de linkerzijde van de kapel werd het hoogteverschil tussen het begraafplaatsniveau en de toegang van de onderbouw overbrugd. In 1878 schonk de familie Brantjes, nu ter gelegenheid van hun veertigjarig huwelijksfeest, genoeg geld voor de afbouw van de kapel. De kapel, in neo-romaanse bouwstijl, werd ontworpen door de architect H.P. van den Aardweg (1837-1914). De kapel werd gebouwd van rode kunstzandsteen. Deze steen had een grote vormvastheid en liet toe dat zeer dunne voegen werden gebruikt. Andere onderdelen van de kapel werden ook van kunststeen vervaardigd, zoals de zuilen en de vensters.
De kapel kreeg een driezijdige koorsluiting en werd afgesloten door een zadeldak met daarop leien in Maasdekking. De voorgevel werd bekroond door een kruis, een motief dat ook terugkomt in de smeedijzeren muurankers. Boven de grote dubbele deur bevindt zich een fraai halfrond bovenlicht waarin een rondvenster met kruisvormige roeden is aangebracht. Het bovendeel van de voorgevel wordt geleed door vier korte zuiltjes die geplaatst zijn op consoles. Tussen de middelste zuiltjes is een venster aangebracht dat in tweeën gedeeld wordt door een deelzuiltje met daarboven een klein rondvenster. Ter hoogte van de latei van de deur en de onderkant van de zuiltjes loopt een band van witte kalksteen.
De verschillende kruismotieven in de voorgevel verwijzen naar de kruisdood van Christus en zijn het symbool van het christelijke geloof. De zijgevels van de kapel worden door steunberen in drie vlakken verdeeld, elk met een rondboogvenster. Een band van witte kalksteen loopt onder de vensters door en sluit aan op de afzaten van de steunberen. In de achtergevel zitten ook drie rondboogvensters. De kelderverdieping is voorzien van een rechtgesloten deur en een klein venster aan de rechterzijde. De breed uitlopende steunberen die de deur flankeren zijn hier afgestreken met cement in een blokkenpatroon. Boven de deur heeft een vierkante stichtingsteen gezeten. Het interieur van de kapel is vrijwel oorspronkelijk, maar inmiddels wel geheel hersteld. Hier is ook te zien dat de traceringen van de ramen destijds van zink waren gemaakt. Daartussen bevond zich oorspronkelijk glas-in-lood, maar daar is vandaag de dag weinig meer van over. De vloer is belegd met meerkleurige tegels met daarin een kruispatroon. Rondom het altaar liggen kleinere tegels in een zelfde kleurstelling, wederom met kruismotief. Onder de vensters loopt een cordonlijst waarop driekwartzuilen rusten die de gepleisterde kruisribgewelven dragen. De wanden zijn eveneens gepleisterd en lijken in de loop der tijd verschillende kleuren te hebben gehad. Het altaar tegen de achterwand dateert uit de bouwtijd en bevat fraaie funeraire motieven, zoals gevleugelde doodskoppen en spitsboognissen met klimop.
Op de begraafplaats is later, waarschijnlijk in het eerste kwart van de twintigste eeuw, een groot kruisbeeld geplaatst. Dit hardstenen kruis staat precies in het centrum van de begraafplaats. Het kruis staat op een hoog bakstenen basement, terwijl daarvoor een bakstenen muur is geplaatst waartegen de keldergraf liggen waar de priesters hun laatste rustplaats vonden. Voor het kruis is een knielbank geplaatst die bestaat uit twee lage bakstenen pijlers waartussen een smeedijzeren hekwerk is aangebracht alsmede een brede tree onderaan en een lat bovenin zodat de juiste houding aangenomen kan worden tijdens het bidden. De bakstenen elementen zijn voorzien van hoekblokken ter decoratie.
De begraafplaats is toegankelijk via een schuin geplaatste brug vanaf de Overweersepolderdijk. Het betreft en betonnen brugdek met daarop bakstenen pijlers die verbonden zijn met stangen. Op het landhoofd is een een dubbel smeedijzeren toegangshek geplaatst dat begin van deze eeuw gerestaureerd is. Het nu zwart geverfde hek wordt bekroond door een kruis. Aan weerszijde staan gemetselde hekpijlers met aan de voorzijde eveneens een kruismotief. Op de zijmuren zijn opvallende ruitvormige oranjerode tegels gemetseld. De schuin geplaatste brug maakte het mogelijk om met een koets of lijkauto de bocht vanaf de smalle dijk te maken. De betonnen en bakstenen elementen van de brug zijn waarschijnlijk in de jaren dertig of veertig van de twintigste eeuw toegevoegd. Op de afdekplaten van de hekpijlers hebben ook objecten (doodshoofden of kruizen) gestaan, maar die zijn verdwenen. Inmiddels zijn er lantaarns bovenop geplaatst, wat ook wel een historisch motief is, gezien de doodslantaarn die vroeger op kerkhoven gevonden kon worden.
De begraafplaats in de 21ste eeuw
Achter de brug ligt het terrein op maaiveldniveau en is begroeid met verschillende loofbomen, heesters en struiken. Tussendoor is her en der hulst en taxus te onderscheiden. Een wat grotere taxus staat centraal in de rotonde, waarna het grindpad met een knik verder omhoog loopt naar de begraafplaats zelf. De begraafplaats ligt een flink stuk hoger dan de omgeving en is verdeeld in vier grafvakken, twee links en twee rechts van de hoofdas. Aan het eind van de hoofdas staat de kapel. Centraal daarvoor staat het kruis, geflankeerd door enkele coniferen. De grafvelden worden van elkaar gescheiden door een kruisvormig pad. De twee velden vooraan zijn het grootst en bevatten voor het merendeel grafmonumenten uit de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw. De velden daarachter, deels naast de kapel, bevatten grafmonumenten van belangrijke families waarvan sommigen teruggaan tot de stichtingstijd. De achterste rij aan de rechter kant van de kapel betreft keldergraven die alle hoger zijn opgebouwd en afgedekt met een zerk. Een enkele kelder is voorzien van een mameren kruis op een hoog basement. De grafkelder van de familie Brantjes ligt links van de kapel en bestaat ook uit een hoge opbouw met daarop twee zerken. De zerken tonen dat het de familie Brantjes niet altijd meezat. Er zijn onder meer enkele vroeg gestorven kinderen hier begraven, naast de stichters van de begraafplaats zelf. Als laatste is hier kleinzoon Leon bijgezet in 1924. Achter de kelder staat een hardstenen opstand in neoclassicistische vormgeving, bekroond met een marmeren kruis. In de voorzijde is een marmeren tekstplaat ingebracht met daarop de tekst "Requiescant in Pace", wat zoveel betekent als Rust in Vrede. De opstand is vervaardigd door steenhouwer R. Kuijt en ontworpen door architect Van den Aardweg. De laatste is overigens in 1914 ook begraven op de begraafplaats.
Er zijn nog enkele recente grafmonumenten te vinden, maar het is duidelijk dat in het begin van de jaren zeventig abrupt gestopt is met begraven toen de begraafplaats vol was. Er zijn nog wel wat grafstenen uit de jaren negentig van de twintigste eeuw te vinden, maar dit zijn gedenksteentjes voor elders begravenen. Het onderhoudsniveau van de grafmonumenten en de begraafplaats is goed. Er missen evenwel veel ornamenten en toevoegingen. Deze zijn waarschijnlijk in de loop der tijd afgebroken door invloeden van buitenaf. Aan de vele plantjes op en tussen de grafmonumenten is te zien dat de grafvelden worden opgevat als een soort van tuin. Van oudsher zal de ruimte tussen de grafmonumenten niet zo beplant zijn geweest, met name ook door het hoge gebruik was dat onpraktisch.
In de rand van de begraafplaats en het lage voorstuk van de begraafplaats overheerst het spontaan opgeschoten groen en is weinig meer van een originele aanplant te zien. De ligusterhaag die ooit een deel van de hooggelegen begraafplaats omgaf is er nog, maar nu zijn sommige delen ingeplant met taxus wat weer zorgt voor een strakke afkadering van de grafvelden.
Lange tijd verkeerde de kapel in slechte staat. In 1943 vond nog herstel plaats, maar nadien ging het langzaam bergafwaarts met de kapel. Het leien dak was geheel verloren gegaan en lange tijd werd het dak afgedekt met zeildoek. De muren waren soms zo sterk verweerd dat de voegen hoger lagen dan de baksteen. De kleine grindkorreltjes in de kunststenen zijn daardoor goed waarneembaar geworden. De fundering van de kapel bleek evenwel nog goed. Het interieur vertoonde ook de nodige sporen van verwaarlozing. De zinken traceringen in de ramen hadden hun langste tijd gehad en van het glas-in-lood resteerden nog slechts enkele splinters. Stukken pleister waren uit het plafond gevallen en zijn veel stucelementen waren al verdwenen. In 2008 is de kapel en de begraafplaats zelf grondig aangepakt en geheel hersteld.
Toekomst verzekerd
Tijdens het Monumenten Inventarisatie Project van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg is de begraafplaats en de kapel opgenomen, maar ze is nimmer geselecteerd voor plaatsing op de rijksmonumentenlijst. Wat de reden daarvan is, is niet bekend. In 1998 werden de kapel en het hek van de begraafplaats op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst. In 2001 vroeg de Vereniging Historisch Purmerend aandacht voor de deplorabele staat waarin de kapel toen verkeerde. De situatie werd aanhangig gemaakt bij de parochie, maar die verklaarde niet over de financiële middelen te beschikken om de kapel te kunnen restaureren.
In 2004 ontfermden een aantal belangstellenden uit Purmerend zich over de begraafplaats. Zij hebben in 2004 een stichting opgericht om de begraafplaats en de kapel een nieuwe kans te geven. De plannen van de stichting Kerkhof Overweersepolderdijk gingen uit naar een restauratie van de kapel. Daarvoor werd een bouwplan gemaakt en een begroting opgesteld. Verder werden plannen gemaakt om alle aanwezige grafmonumenten te inventariseren en het groen op en om de begraafplaats te herstellen in overeenstemming met de ooit bedoelde situatie.
In 2009 waren de meeste plannen een feit geworden. De stichting had ondertussen het eigendom gekregen van de begraafplaats en een begin gemaakt met herstel en restauratie. Kroon op het werk van de stichting was de heropening van de kapel. Vanaf 2007 was daaraan gewerkt en met hulp van ondermeer de provincie Noord-Holland kon de fraaie kapel behouden blijven. Nadien is de begraafplaats een steeds grotere rol gaan spelen in de omgeving door een actief bestuur. Er zijn verschillende mogelijkheden gecreëerd voor asbestemmingen, waaronder de mogelijkheid as te verstrooien op diverse plaatsen op het terrein.
Er is ook een gedachtenisboom geplaatst waar naamplaatjes aan bevestigd kunnen worden. Achterin, in de rondwandeling rondom is een urnenmuur geplaatst en in de rand kunnen verder ook urnen bijgezet worden. In de kapel worden tal van exposities gehouden en ook andere gelegenheden worden aangegrepen voor open dagen. Daardoor is de begraafplaats een echte plek waar nabestaanden hun doden kunnen herdenken. Door de aanpak is deze begraafplaats ook een voorbeeld voor tal van andere katholieke begraafplaatsen in Nederland.
Met dank aan Meindert Stokroos en Aad Vlaar.
Literatuur
- Otsen, Jack, 'De kapel op begraafplaats Overweerse polderdijk', in: Vereniging Historisch Purmerend september 2002.
- Stokroos, Meindert, Terra cotta in Nederland. Het gebruik van terra cotta en kunststeen in de 19de eeuw (Amsterdam, 1985)
Internet