De voormalige gemeente Muiden (nu Gooise Meren) bestond uit het stadje Muiden en het dorp Muiderberg. Samen kenden de twee plaatsen vijf begraafplaatsen, waarvan maar liefst drie in Muiderberg. En twee daarvan zijn toch wel bijzonder te noemen binnen de funeraire geschiedenis van Nederland. Allereerst de grootste joodse begraafplaats van Nederland, eigendom van de Amsterdamse Joodse Gemeente en als tweede de familiebegraafplaats waar veel Lutheranen uit Amsterdam werden begraven. Beide begraafplaatsen representeren unieke uitingen op het gebied van de lijkbezorging. Maar ook de andere drie begraafplaatsen in de gemeente Muiden zijn de moeite van het bekijken waard. Jan van Mierlo, de voormalige beheerder van de joodse begraafplaats in Muiderberg, schreef erover.
Inleiding
Tot 1829 was het gebruikelijk dat in de steden, dus ook in Muiden, de doden in en rond de kerken werden begraven. Veel kerkgebouwen waren van oudsher tevens begraafplaatsen, iets wat aan die hoge, werkelijk doodstille ruimten een bijzondere wijding moet hebben gegeven. In Muiden, in de Grote kerk, zijn de grafstenen in de vloer de stille getuigen van het begraven. In de rumoerige tijd van de Reformatie zijn enkele stenen moedwillig beschadigd, door graftekens en familiewapens te verwijderen. Tijdens de kerkdiensten was de band tussen de levenden en de doden niet alleen een metafysisch, theologisch leerstuk maar ook een ruimtelijke werkelijkheid: de levenden verzamelden zich telkens weer op de rustplaats van hun voorgeslacht. Er zijn nogal wat klachten bekend over een lijklucht in kerkgebouwen, soms zo erg dat ze om die lucht gemeden werden.
In de loop van de achttiende eeuw ontstond een groeiende oppositie tegen het in de kerk begraven. Aan het eind van die eeuw behoorde het 'buiten' begraven daarom al niet meer tot de zeldzaamheden. Bij de inlijving bij Frankrijk werd hier de Franse wet van 12 juni 1804 van kracht, die de oude begrafenispraktijk in de kerken verbood. Toen koning Lodewijk Napoleon in 1807 een bezoek bracht aan het eiland Tholen, werd hij daar in een dorpje zeer getroffen door op het kerkhof "eene ontzaggelijke hoeveelheid van beenderen te zien, die aldaar, zonder eenige plegtigheid, op eene openbare en opene plaats, alwaar de kinderen speelden, lagen opeengestapeld; het waren menschen beenderen". De koning gaf order de knekels onmiddellijk te begraven.
Het onder de Fransen ingestelde verbod werd in 1813 bij Koninklijk Besluit ongedaan gemaakt, totdat koning Willem I in 1827 zijn eerdere Besluit weer ongedaan maakte en bepaalde bepaalde dat er vanaf 1829 niet meer in kerken begraven mocht worden en dat dorpen en steden met meer dan 1.000 inwoners een algemene begraafplaatsen moesten aanleggen op minstens 50 meter afstand van de bebouwde kom. Desondanks gebeurde dit in sommige steden, waaronder Amsterdam nog tot halverwege de negentiende eeuw.
Het decreet was gebaseerd op de conclusie van een Staatscommissie van geneeskundigen, in 1825 ingesteld, om de vraag te beantwoorden of het begraven in kerken schadelijk was voor de gezondheid. Het antwoord luidde bevestigend. Het is onwaarschijnlijk dat in die jaren infectie door direct contact met de lijken als ziektebron aangevoerd is, veeleer zal de rottingsgeur als de boosdoener zijn aangemerkt. 'Uitwasemingen' (dampen, geuren) waren in die tijd wat microben nu voor ons zijn: onbetrouwbare, mogelijk ziekmakende elementen die onzichtbaar hun werk doen.
Algemene Begraafplaats Muiden
Veel haast om een andere locatie dan de kerk te zoeken had het gemeentebestuur van 1827 in Muiden niet. De kas was leeg en het zou een dure aangelegenheid worden omdat de omgeving van de stad grotendeels polder was, met gebrekkige molenbemaling. Men probeerde dan ook dispensatie te krijgen voor grond binnen de vesting. Er was echter geen plaats rond de kerk om een kerkhof te realiseren. Ook ander mogelijkheden zoals een tuin grenzend aan het voormalige Catharinaklooster (nu het zuidelijkste deel van de Kloosterstraat) bleek niet haalbaar. Men moest omzien naar een plaats buiten de vesting. In 1828 deed men een verzoek aan het provinciale bestuur om de oude tuin van het slot te mogen kopen. Het koetshuis zou dan als lijkenhuisje kunnen fungeren, maar de domeinen, eigenaar van het Muiderslot en zijn omgeving, verwierpen dit idee. Overwogen werd nog even het kerkhof, rond de kerk aan zee in Muiderberg, te gebruiken als alternatief. Het zou behalve de vervoerskosten voor de gemeente geen extra kosten met zich meebrengen. In die tijd ging het om ongeveer 35 begrafenissen per jaar.
Eind 1829 deed zich een nieuwe gelegenheid voor om dicht bij de vesting een begraafplaats in te richten. In augustus van dat jaar was de heer D.C. van de Keulen overleden. Genoemde heer was eigenaar van de zoutkeet "de Blauwe Wereld", de naastgelegen "buitenplaats" en vele hectaren grond in de Bloemendalerpolder. Een deel van deze grond, circa acht hectare, bestond uit bos en sloot aan op de buitenplaats. De erven waren wel geïnteresseerd in de verkoop hiervan. In het bos lag een zandrug die goed genoeg bleek om er een begraafplaats te stichten en bovendien kon een deel gebruikt worden als wandelgelegenheid.
Juni 1831 gaf de provincie toestemming tot aankoop van de grond voor fl. 4.000,- en voor de aanleg van de begraafplaats voor een bedrag van fl. 2.000,-. Voor het gemeentebestuur was nu nog een hobbel te nemen, namelijk het Ministerie van Oorlog, want een begraafplaats zou problemen kunnen geven bij inundatie in oorlogstijd. Op 31 december 1832 kwam van het ministerie het bericht dat er geen militaire bezwaren waren tegen een begraafplaats. Men kon aan de slag en eind 1833 was de begraafplaats gereed.
De eerste Muidenaar die op de nieuwe begraafplaats werd begraven, was een zekere N. Timmer in 'den ouderdom van 64 jaren', op 4 oktober 1833. De stèle staat nog steeds op de begraafplaats aan het rechter kopeind van de begraafplaats tegen de haag.
De gemeente Muiden moest nadat de begraafplaats in gebruik was genomen nog een financiële aderlating doen. De gemeente moest namelijk de kerken schadeloos stellen voor het mislopen van inkomsten uit de begraafrechten. Totaal werd de afkoopsom berekend op fl. 3.500,- met fl. 100,- per jaar af te lossen.
Een probleem vormde het begraven van de Rooms-katholieke inwoners van Muiden, die volgens de leer in gewijde aarde begraven moesten worden. Voor hen werd een apart hoekje gereserveerd en bij een begrafenis ging een schepje gewijde aarde mee. Het streven naar een eigen begraafplaats werd in 1902 verwezenlijkt.
Hoewel de huidige begraafplaats er vandaag de dag bij ligt als een plek die zelden tot nooit veranderd is, is dat niet het geval. De begraafplaats was namelijk in eerste instantie een stuk kleiner. Na de Tweede Wereldoorlog is ter linkerzijde, aan de westkant, een behoorlijke uitbreiding gerealiseerd die naadloos aansloot op de bestaande situatie. Vandaag de dag ligt de begraafplaats als een eiland van licht midden in het parkbos, bekend als het Muiderbos. De begraafplaats heeft nu een oppervlakte van ongeveer 2.500m² met plaats voor zo'n 1.200 overledenen. Direct tegenover de ingang staat een eenvoudig houten gebouw dat dienst doet als aula. Sinds begin jaren tachtig van de twintigste eeuw is op de begraafplaats de mogelijkheid geschapen om urnen met de as van de gecremeerde in een columbarium te plaatsen.
Het verhaal achter de militaire graven
Ergens halverwege de begraafplaats staat ook een rijtje grafmonumenten dat de graven markeert van een gesneuvelde bemanning van een Engelse bommenwerper.
sergeant I.D. CRAWFORD
sergeant O.R. SHEPHERD
sergeant L. HANNAM
flight sergeant T.D. SCARFF
sergeant G. WATSON
flying officer A.E. PARSONS
Een zevende bemanningslid, sergeant W.R. LOUTH, is tot op heden nooit gevonden. Hij staat nog steeds als vermist in de boeken.
Deze zeven jonge mensen waren bemanningslid van een 4-motorige HALIFAX bommenwerper. Op de terugweg van een missie in het Ruhrgebied in Duitsland werden ze onderschept door een of meerdere Duitse nachtjagers. Het vliegtuig, dat op weg was naar de thuisbasis van het 77ste squadron in Elvington Engeland, was gedwongen om een noodlanding te maken. In de stikdonkere nacht van 30 april op 1 mei (het was zwaarbewolkt en het motregende) probeerde de bemanning het toestel, nadat ze een paar rondjes boven Muiderberg en het IJsselmeer hadden gevlogen, in de Noordpolder aan de grond te zetten. Vliegend vanaf de Hakkelaarsbrug boorde het 20.000 kg zware toestel zich 500 meter ten noordoosten van de splitsing Zuidpolderweg en de Mariahoeveweg in het weiland en explodeerde. Het tijdstip was 02.45 uur.
Nog dezelfde nacht werden de stoffelijke overschotten van Watson en Scarff vlakbij het toestel geborgen. De andere bemanningsleden waren met hun parachutes uit het toestel gesprongen. Door de zuidoosten wind dreven ze echter af naar het IJsselmeer, alwaar ze verdronken. De volgende dagen werden hun lichamen geborgen, aangespoeld onder aan de dijk. Ze werden door dorpsgenoten of de Duitsers gevonden. De dode vliegers werden na de vondst diezelfde dag nog begraven door de Duitsers. Dat gebeurde altijd na spertijd, dus na 20.00 uur. Het betekende dat er geen dorpsbewoners getuige van konden zijn behalve de tewerkgestelden. Van de eerste markeringen op de graven is een foto bewaard gebleven.Direct na de oorlog adopteerden de inwoners van Muiden de graven en verplichtten zich ervoor te zorgen. Er staan nu standaardstenen van de Commonwealth War Graves Commision. Jaarlijks, op 4 mei, wordt hier de dodenherdenking in Muiden gehouden.
Literatuur
- Diest, S.C. van, Begraven in Muiden, in: Villa Amuda, uitgave van de Historische Kring Stad Muiden, jaargang 1, nr. 1, september 1987.
- Diest, S.C. van, Katholiek Muiden na de Reformatie, in: Villa Amuda, uitgave van de Historische Kring Stad Muiden, jaargang 1, nr. 1, september 1987
- Hulsman, R.N. en J.H. Mulder, Begraven in Rotterdam en omstreken, uitgave van de Terebinth (Rotterdam 1999)
- Tussen Vecht en Eem, nr. 2 mei 1996
- Telleman, A. en I. Telleman-Barends, De kerk in Muiderberg, 1982
- Woud, Auke van der, Het lege land. De ruimtelijke orde van Nederland 1798-1848 (Amsterdam 1998)
Internet
- Kroon, Guus; De bommenwerper in de Noordpolder, aflevering 64 van 18 augustus 2003 'De digitale sluiz'
Deze tekst werd geschreven door J.Th. van Mierlo in oktober 1999 voor de tentoonstelling "Begraven in Muiden en Muiderberg" welke toen gehouden werd in de Grote kerk van Muiden. In 2006 is het artikel opnieuw geredigeerd.