Het Amsterdamse dorp Buiksloot is al eeuwenoud. Het dorp ontstond langs een noord-zuid as en de bewoners waren vooral gericht op veeteelt op het ontgonnen veen. Rond 1200 veranderde het IJ, toen nog een veenrivier, in een zeearm. Stormen deden steeds meer grond wegslaan en het boeren op het veen zorgde ervoor dat het land zakte. Toen het dorp voor het eerst genoemd werd in 1275 was het feitelijk nog een ontginningsdorp, maar in de eeuwen daarna trok de bebouwing zich samen op de dijk die rond 1300 langs het IJ was aangelegd. De eerste kerk van Buiksloot is mogelijk ouder, getuige de ligging op een ophoging op enige afstand van de dijk. In 1520 werd de kapel van Buiksloot verheven tot parochiekerk. Waarschijnlijk werd al vanaf het prille begin bij de kapel begraven, want in de verre omgeving was er geen andere begraafplaats beschikbaar.
Zeelieden
De nabijheid van Amsterdam is voor Buiksloot altijd van groot belang geweest, maar het dorp wist eeuwenlang zijn zelfstandigheid te behouden. Begraven werd zowel in de kerk als buiten de kerk. Tot aan 1829 zijn alleen al 1.238 doden in de kerk begraven. Daaronder veel jonggestorven kinderen, maar ook veel schippers en andere zeelieden. Velen van hen werden op het kerkhof begraven. Een groot aantal van die schippers kwam uit Buiksloot en had aan de dijk een woning, maar er waren ook talloze doden die van elders kwamen. Bij de doden die aan wal werden gebracht van de passerende schepen komen plaatsnamen voor uit Rusland, Zweden, Portugal en de Baltische staten. Ook werden doden aangebracht van schepen die uit Groenland kwamen. Dit duidde erop dat Buiksloot betrokken was bij de walvisvaart, net zoals veel andere Waterlandse dorpen.
Tot 1829 was het begraven een aangelegenheid van de hervormde gemeente. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat op het kerkhof geen gravenplan bestond. De doodgraver bepaalde waar plek was op het kerkhof. Daarbij zal de zuidkant met name voor de dorpsbevolking zijn geweest waarvoor geen plek was in de kerk, terwijl de noordkant meer bestemd was voor vreemdelingen, drenkelingen, ongedoopte kinderen en zelfmoordenaars. Uit de registers is op te maken dat er tussen 1695 en 1829 bijna 4.000 doden op het kerkhof zijn begraven.
Het kerkhof
In 1829 werd het kerkhof, zoals zoveel kerkhoven in de provincie Holland, overgenomen door de burgerlijke gemeente. Buiksloot kende toen rond de 800 inwoners en hoefde geen nieuwe begraafplaats aan te leggen. Bij de overname door de gemeente Buiksloot werd het kerkhof opnieuw ingericht om te voldoen aan de nieuwe regels die waren vastgesteld door de provincie op grond van richtlijnen van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Aan de zuid- en achterzijde van de kerk werden 131 graven ingericht nadat de bestaande grasmat was afgegraven, de grond omgewerkt en aangevuld met zuiver zand. Het hekwerk rondom werd gerepareerd en gedeeltelijk vernieuwd. Dit hield in dat men eigenlijk een compleet nieuw patroon van graven over het oude kerkhof heeft gelegd. 45 graven werden uitgegeven ter compensatie van graven in de kerk. Nog eens 26 graven waren geschikt als eigen graf voor onbepaalde tijd, de rest zal huur- of algemeen graf zijn geweest.
In dezelfde tijd nam het belang van Buiksloot voor de scheepvaart sterk af. In 1825 was het Noordhollandsch kanaal in gebruik genomen en was overslag in Buiksloot niet meer nodig. Er werden nog wel opvarenden begraven, maar minder dan voorheen.
Door verschillende uitbreidingen van het kerkhof in de loop van de negentiende eeuw kwam het aantal graven na de herinrichting op 339 stuks. Vaak werden er her en der een aantal graven bijgevoegd en in 1905 werd het kerkhof nog eens met ruim 133 graven vergroot door de sloot aan de achterzijde te dempen en hier een flink stuk op te hogen. Daarmee werd het kerkhof in oppervlak meer dan dubbel zo groot.
Annexatie door Amsterdam
In 1921 werden de drie gemeenten Buiksloot, Nieuwendam en Ransdorp ten noorden van het IJ geannexeerd door de gemeente Amsterdam. Buiksloot had zelf al in 1913 gevraagd om op te mogen gaan in Amsterdam. Er waren immers allerlei plannen op het grondgebied van de gemeente en na de watersnood van 1916 was Buiksloot sterk verarmd. Niet lang na de annexatie van Buiksloot liet de gemeente Amsterdam weten dat ze van plan was het kerkhof te sluiten. De opbrengst was negatief omdat de gemeente nog steeds een compensatie betaalde aan het kerkbestuur. Bovendien zou er een grote nieuwe begraafplaats geopend gaan worden. Zo’n vaart liep het echter niet, want na de opening van de Noorderbegraafplaats in 1931 werd er weliswaar minder gebruik gemaakt van het kerkhof, maar gesloten werd het kerkhof niet. In een overzicht van het aantal begravingen is goed te zien dat na 1930 een terugloop plaatsvond. Het kerkhof werd nu voornamelijk nog gebruikt door families die er een eigen graf hadden.
Destijds lag het kerkhof nog vrij in de polder. Rondom het kerkhof was een houten hekwerk aangebracht en buiten de hekken een aanplant van hakhout. Ten zuiden van Buiksloot was halverwege de negentiende eeuw de Buiksloter Ham drooggemaakt. Deze droogmaking werd al eerder toegevoegd aan de gemeente Amsterdam en die ontwikkelde daar na 1900 diverse havenplannen en ook nieuwe woonwijken. Zo lag er in de jaren dertig al een grote woonwijk. Na de Tweede Wereldoorlog werd in de jaren zestig ook ten noorden van Buiksloot een woonwijk aangelegd. Direct aansluitend op het oude kerkhof werden sportvelden aangelegd die in de jaren negentig uiteindelijk eveneens bebouwd zouden worden. Daarbij werd ten noorden van het kerkhof een forse vijver aangelegd die het kerkhof achterliet als een soort schiereiland.
Rond 1968 kwam ook het vraagstuk omtrent sluiting van het kerkhof weer naar voren. Volgens de gemeente was er sprake van grondverschuivingen op het kerkhof en bovendien konden er geen algemene graven meer uitgegeven worden. Uiteindelijk werd na onderzoek vastgesteld dat het kerkhof voor de dorpsbewoners prima voldeed. Dat betekende dus dat de bewoners van de nieuwbouw rondom Buiksloot in principe geen gebruik konden maken van het kerkhof. Wel werd besloten niet onderhouden grafbedekkingen te verwijderen.
Huidige staat van het kerkhof
In de negentiende eeuw had het kerkhof van Buiksloot een zeer eenvoudige opzet en was allang niet meer middeleeuws. Rondom stond iepenbeplanting met ondergroei en op de begraafplaats lagen de graven dicht opeen. Open plekken waren voorzien van gras. Bij de uitbreiding van het begin van de twintigste eeuw werd de opzet anders dan die van het negentiende-eeuwse deel. Tussen de graven werden nu een aantal paden aangelegd, beslagen met grind. Die paden waren toegankelijk via een toegang aan de noordzijde van de kerk. Bij een latere restauratie van de kerk is die doorgang geblokkeerd door een gebouwtje dat enkele voorzieningen bevat. Aan de zuidzijde is een nieuwe toegang tot het kerkhof gemaakt. Door teruglopend onderhoud is het grindpad nu verdwenen waardoor nauwelijks meer zichtbaar is dat dit een ander gedeelte van het kerkhof was.
Alle grafmonumenten liggen of staan nu in het gras. Door het weghalen van slechte monumenten is er een gemêleerd beeld ontstaan waar sommige jongere grafmonumenten duidelijk het beeld bepalen. De omranding van het kerkhof is vrij diffuus geworden. Sommige delen zijn dicht gezet met een uiteenlopend assortiment aan bomen en struiken, terwijl andere delen geheel open zijn en daarmee zicht geven op de omgeving. In de meest oostelijke hoek is een dichte haag van taxus opgenomen die juist alle zicht op de omgeving ontneemt. Verder valt op dat in vergelijking met oudere afbeeldingen nu meer struiken en bomen op het kerkhof zelf staan. Vanaf sommige kanten wordt daardoor zelfs het zicht op de kerk minder duidelijk. Wie nog iets van het oude beeld van weleer wil beleven kan het best via de dijk naar de kerk lopen. Vanaf de dijk gaat men over een bruggetje en komt dan bij het kerkhof. Dit geeft nog enig idee van hoe het ooit was.
Grafmonumenten
Als er op het kerkhof in de negentiende eeuw al grafmonumenten voorkwamen, zullen dat vooral zerken zijn geweest. Niet iedereen kon zich echter een steen veroorloven, waardoor de zerken vaak op eigen graven te vinden waren. De grafmonumenten op algemene graven zijn verdwenen of gewoon weinig aanwezig geweest. Zerken van hardsteen in uiteenlopende stijlen zijn er nog steeds te vinden op het kerkhof. Een aantal zerken is wat meer bewerkt met geprofileerde randen. De teksten zijn sober en de typografie is redelijk standaard. Er zijn ook nog verschillende hardstenen stèles te vinden, een enkele met palen op de rand rondom het graf. De oudste grafmonumenten dateren uit het eind van de negentiende eeuw maar twintigste-eeuwse grafmonumenten hebben de overhand. Verschillende eigentijdse grafmonumenten, met name op de latere uitbreiding tonen een afwijkende vormgeving en materiaalgebruik. Ook in grootte vallen sommige van de nieuwere grafmonumenten uit de toon.
Enkele grafmonumenten vallen op door bijvoorbeeld materiaalgebruik. Zoals de granieten stèle voor Cornelis Johannes Quant, geboren op Texel in 1871 en overleden in 1931 in Amsterdam. Ook in dit graf Antje Quant-Moeke die op 7 mei 1945 omkwam bij de beschieting op de Dam door Duitse soldaten. Andere grafmonumenten van graniet zijn er ook, zoals dat voor de jong overleden Pieter Schukking. De rand van het monument is geheel versierd met rozen. Ook fraai gedecoreerd, nu met klimop, is het grafmonument voor Dirk Holterman (1893) en diens vrouw Johanna Henriette Kruseman (1889). Holterman was genees- en heelmeester in Buiksloot. Hij deed bovendien alle verlossingen.
Herinneringen aan de scheepvaart zijn er ook nog te vinden op het kerkhof. Zo is er het grafmonument voor Jacob Haan, die in 1921 omkwam nadat hij op de scheepswerf van de Amsterdamse Droogdok Maatschappij geraakt was door een vallend stuk ijzer. Hij overleed de volgende dag in het Gasthuis. Op het graf staat een stèle met een tekst voor hem en tevens ‘aangeboden door het personeel van A.D.M.’, terwijl ervoor een smalle zerk ligt met eveneens diens naam, maar ook die van zijn vrouw en andere familieleden die hier later werden begraven. De smalle zerk is een voorbeeld van de typische zerken die hier veel meer gelegen zullen hebben vanwege de geringe ruimte en kleine graven. Tegen de kerk ligt een eenvoudige zerk voor de in 1903 gestorven Oost-Indiëvaarder Johannes Stephanus Mulder. Mulder was tweedegraads (gezel) lid van de vrijmetselarij, wat te zien is aan de passer en winkelhaak op zijn grafsteen.
Noemenswaardig is het feit dat op sommige stenen Buiksloot als sterfplaats is genoemd. Vandaag de dag is dat een historische verwijzing omdat Buiksloot opgegaan is in Amsterdam. Hoewel de historie van kerk en kerkhof teruggaan tot in de middeleeuwen is er feitelijk sprake van een nagenoeg twintigste-eeuwse aanleg. De veranderingen in de omgeving in de laatste eeuw zijn van grote betekenis voor de beleving, maar wie naar de details kijkt, vindt op het kerkhof van Buiksloot nog veel historische verhalen over dit dorp.
Internet
- Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (geraadpleegd 26-07-2022)
- Beeldbank gemeente Amsterdam (geraadpleegd 26-07-2022)
- Kerk in het Monumentenregister Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (geraadpleegd 26-07-2022)
Literatuur
- Bok, Leon, Dam, René ten; Canon van het Nederlands funerair erfgoed, IJsselstein 2020
- Bierenbroodspot, Jenny en Roever, Margriet, de; De begraafplaatsen van Amsterdam. Amsterdam 2004.
- Groffen, Dimphéna en Roever, Margriet de (redactie); Terugblikken op Waterland. Hoofdstukken uit de geschiedenis van Amsterdam-Noord, Stichting Historisch Centrum Amsterdam-Noord, 2006
- Stelt, Jeannette van der (eindredactie); In de ban van Buiksloot. Kruispunt van vaarten, dijken, wegen en belangen, Amsterdam 2011
Met dank aan Karel de Beurs en diens naspeuringen in het stadsarchief van Amsterdam.