Wie een indruk wil krijgen hoe een vesting uit de tachtigjarige oorlog er moet hebben uitgezien, zal zeker een bezoek moeten brengen aan de vesting Bourtange. Het idee voor het verdedigingswerk kwam van Willem van Oranje, die vreesde voor een aanval vanuit Duitsland. Adriaen Anthoniszoon ontwierp het en in 1593 werd met de bouw begonnen. Tussen 1738 en 1742 werd de vesting nog uitgebreid, maar opgeheven in 1851 veranderde de vesting in een "gewoon" boerendorp. Veel verdween wat herinnerde aan de uitsluitend militaire functie.Tot men in 1972 begon met de reconstructie van de vesting. In 1593 werd ook de vesting Oudeschans gebouwd. Een naam overigens, die het pas later kreeg. De oorspronkelijke naam was de Bellingwolder Schans. De vesting was bedoeld om de verbinding van en naar de stad Groningen, toen nog in handen van de Spanjaarden, af te sluiten. Deze vesting had vier bastions. Een bastion of bolwerk is een vijfhoekig gemetselde of aarden uitbouw van een verdedigingsmuur of wal. In de Bellingwolder Schans werd een klein garnizoen gelegerd.
Ten noordoosten van deze vesting werd in 1629 de Langakkerschans aangelegd, die we kennen onder de huidige naam Nieuweschans. In 1672 zijn de beide vestingen nog belegerd en voor een korte tijd ingenomen geweest door de troepen van de bisschop van Münster, Christoph Bernhard Freiherr von Galen, die velen beter kennen onder z'n bijnaam Bommen Berend. In 1820 is de vesting Oudeschans opgeheven, vijfig jaar later gevolgd door Nieuweschans. Veel werd er gesloopt, maar gelukkig kon er ook heel wat worden behouden en gerestaureerd, zoals het oude garnizoenskerkje met de pastorie onder één dak.
Op een van de bastions, het dodenbastion, ligt de begraafplaats. Dat een begraafplaats werd aangelegd op een bastion heeft alles te maken met het feit, dat de vesting lag in een moerassig gebied. Een dergelijke plek is immers niet gunstig voor een begraafplaats. De begraafplaats zal vlak na de bouw van de vesting in gebruik zijn genomen. Bij graafwerkzaamheden in de wallen van de andere bastions zijn ook menselijke resten aangetroffen. Hier is verder echter geen onderzoek naar gedaan. Op de begraafplaats treffen we zeer oude zerken aan en grafmonumenten uit onze tijd. De begraafplaats wordt duidelijk gedomineerd door graven van de geslachten Diddens en Uniken.
Leden van het geslacht Uniken hebben als "grote" boeren een belangrijke rol gespeeld in het dorps- en kerkelijk leven. In het boekje Oude kerken in Groningen van Tony van der Meulen vertelt een oude kerkvoogd:
We hadden hier een grote boer en die heette Uniken, meneer Uniken. De stelmaker, de smid, ik als beurtschipper: we hadden hem allemaal als klant. En we gingen ook allemaal naar de kerk om meneer Uniken. Maar daar stond tegenover dat als er wat aan het kerkje moest gebeuren het ook allemaal op rekening ging van meneer Uniken. We hadden hier bijvoorbeeld één avondmaalsbeker, zo'n allemans beker. Die ging rond en iedereen dronk eruit. Dat begonnen we wat vies te vinden. Want er bleef wel eens een streepje pruimtabak aan kleven, en als je daar precies naast zat, was dat niet al te lekker. Toen heeft Uniken een hele serie kleine avondmaalsbekertjes aan de kerk geschonken, zodat ieder z'n eigen had. Zie je, dat deed ie ook wel weer.
Oud is de zerk, die aan de ene zijde de naam draagt van Digna Maria van Bern en aan de andere zijde de namen van Gerhard van Bern en Adriana Maria Hinsbeek. De teksten, die goed leesbaar zijn, luiden aan de ene zijde:
EPITAPHIUM IN PERPETUAM REI MEMORIAM VAN DE DEUGTRYKE JUFFROUW DIGNA MARIA VAN BERN, HUISVROUW VAN JACOBUS DE JONGE, GERUSTELYK ONTSLAPEN DEN 7DEN JANUARY 1742, OUD IN HET 35TIGSTE JAAR.
Het grafdicht, iets minder goed leesbaar, luidt:
SCHOON DAT DE WORMEN NU DOORKNAGEN EN OMRINGEN
JUFFROUW D' JONGS LIGCHAAM BENEDEN HIER INT GRAFF
ZAL TOCH EENS MET DE VIER EN TWINTIG OUDERLINGEN
WEER BLOEYEN TOT GODS EER EN TOT AARONS STAFF
Het gedicht verwijst naar het Bijbelboek Openbaring. Meerdere malen komen we in dit Bijbelboek de 24 oudsten tegen. Wie zijn zij? Men moet in elk geval denken aan een soort hemelse hofhouding. Sommigen denken aan de 12 patriarchen van het Oude en de 12 apostelen van het Nieuwe Verbond. Zeker is, dat het gaat om hemelse gestalten. Het is in dit verband niet vreemd te denken aan de babylonische astrologie met z'n vierentwintig sterrengoden in de Dierenriem. Met de vierentwintig hemelse gestalten zal juffrouw De Jongs lichaam weer bloeien tot Gods eer. Moeilijker is te achterhalen wat de bedoeling is van het bloeien tot Aärons staf. Of het moet al zijn, dat we voor "tot" mogen lezen "aan". Bloeien aan Aärons staf.
In het boek Numeri in het Oude Testament wordt uitvoerig stil gestaan bij de staf van Aäron, de broer van Mozes. Hij is priester en mag uit dien hoofde het heiligdom betreden. De bloeiende staf is teken van zijn waardigheid. Een niet-bloeiende staf wijst op wie het heiligdom niet mag betreden. Zo'n levenloze staf toont aan, dat wie de priesterlijke waardigheid niet bezit, zal sterven bij het betreden van het heiligdom. Is er in dit verband gedacht aan het koninklijk priesterschap uit een van de brieven van Petrus: gij zijt……een koninklijk priesterschap……., wanneer hij het heeft over de gelovigen?
Bloeien aan die staf is bloeien aan dat teken, dat zegt, dat de dood het laatste woord niet heeft.
Aan de andere zijde lezen we:
TER EEUWGER GEDAGTENISSE VAN DE DEUGTRYKE HEER GERHARD VAN BERN, GEBOREN DEN 9DEN MAART 1674, EN IS OVERLEDEN OP DEN 6 AUG. 1730, EN NU LAAST OVERLEDEN DESSELFS HUISVROUW ADRIANA MARIA HINSBEEK DEN 15 MAART 1747, EN GEBOREN OP DEN 17 SEPTEMBER AO 1679.
Het korte grafdicht luidt:
HIER SLAEPT JUFFROU VAN BERN
IN MAART GEBRACHT TEN GRAVE
EN LEEFT NU BUITEN SCHEUTS
BY GODT IN 'S HEREN HAVE
De dood als slaap is geen onbekend gegeven. Moeilijker is het begrip scheuts. Wordt scheuts hier gebruikt in de zin van korte hevige gewaarwordingen van pijn? Werd haar dood voorafgegaan door lijden? In elk geval weten de nabestaanden haar opgenomen in de have, het bezit van God.
Ook een paar liggende zerken dragen grafpoëzie. In augustus 1792 overleed Heero Jansen. Zijn graf draagt de teksten:
TER GEZEEGENDE GEDAGTENIS VAN WYLEN DE E. E. HEERO JANSEN, IN LEEVEN ADSESSOR VAN HET GENERALITEITS PACHTGERICHT DER HEERLYKHEID WEDDE EN WESTWOLDINGERLAND EN OUDERLING DER CHR. HERV. GEMEENTE VAN BELLINGERWOLDERSCHANS, IN EGTE VEREENIGT MET ALBERTJE VAN OOSTEN DEN TYD VAN OMTRENT 38 JAAREN EN OVERLEDEN DEN 6 AUGUSTUS 1792 IN HET 63 JAAR ZYNES WAARDIGEN LEVENS.
WELEER VOOR KERK EN REGTSBESTUUR
VOOR VROUW EN KROOST TOT NUT BESCHOOREN
WIERD NU IN 'T HOOPVOL STERVENSUUR
'S MANS GEEST VOOR D' EEUWIGHEID GEBOOREN
TERWYL ZIJN RIV, 'T WELK EENS HERLEEFT
HIER 'T NAKROOST STERVENSLESSEN GEEFT
Een man van aanzien dus in deze kleine gemeenschap. In het grafdicht levert het woord riv een probleem op. Wisselt de letter b met de hier gebruikte letter v, zoals meer voorkomt, dan zou er staan rib. Het is dan mogelijk, dat rib als pars pro toto staat voor het hele lichaam. Werd niet Eva's lichaam gevormd uit een rib van Adam? Of hebben riv en het Groningse woord raif (= gereedschap) dezelfde achtergrond? Het lichaam als gereedschap van de geest? Uit de woorden: "'t welk eens herleeft", moet men wel de conclusie trekken, dat het hier gaat om de wederopstanding des vlezes uit de Apostolische Geloofsbelijdenis en dat riv dus alles te maken heeft met het lichaam.
De tekst op de zerk van Albertje van Oosten luidt:
TER GEZEGENDE GEDACHTENIS AAN DE E. ALBERTJE VAN OOSTEN, WEDUWE WYLEN DEN ADSESSOR HERO JANSEN HERES, GEBOREN DEN 17 IN LENTEMAAND 1735 EN OVERLEDEN DEN 6 IN SPROKKELMAAND 1810, OUD BYNA 75 JAREN.
ROEM DER VROUWEN, MOEDREN, BRAVEN
HIER DOOR 'T ZEEGNEND KROOST BEGRAVEN
ONVERGEETBRE, RUST IN GOD
'T WAS UW DOOD, DIE HARTEN GRIEFDE
MAAR GELOOF EN HOOP EN LIEFDE
STORTEN BALSEM BY DIT LOT
Een onvergetelijke moeder dus, van wie de dood, ondanks haar voor die tijd hoge leeftijd, de nabestaanden veel verdriet deed. De drieslag geloof, hoop en liefde was zalf voor deze pijnlijke wond.
Een bijzondere begraafplaats in een bijzonder dorp.
Literatuur
- A. Pathuis: Groninger gedenkwaardigheden; Assen/Amsterdam, 1977
- ANWB: Vestingen in Nederland; (1998)
- T. v.d. Meulen: Oude Kerken in Groningen; Baarn, 1979
- Dr. A.J. Visser: De Openbaring van Johannes; Nijkerk, 1965