In het strategische grensgebied bij de Dollard in het noordoosten van Groningen was niet altijd duidelijk waar die grens precies liep. Na verschillende overstromingen in het grensgebied werd begin zeventiende eeuw begonnen met het terugdringen van de zee. Niet alleen de verdediging tegen de zee werd aangepakt, maar ook tegen de Spanjaarden waarmee de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden destijds verwikkeld was in de Tachtigjarige Oorlog.
Aan de Dollard werd daarom een nieuwe schans aangelegd. De ligging van deze schans werd strategisch gekozen op een kwelderrug die na inpoldering als hoogte zichtbaar was geworden. De Oude Schans, zo’n zes kilometer naar het zuidwesten, had door de inpolderingen zijn betekenis verloren. De nieuwe schans werd aanvankelijk de Langeakkerschans genoemd. Maar de naam Nieuwe Schans [1] werd ook gebruikt en die naam bleef hangen. De schans bestond uit vijf bastions omgeven door wallen en grachten. In de schans lag centraal een exercitieterrein te midden van een strak stratenpatroon dat bepaald werd door de in 1605 aangelegde Hamdijk (nu Voorstraat) en de daarop aansluitende dijk naar Bunde (nu Kruisstraat). Het garnizoen in de schans trok veel werklieden aan waaronder ook joodse kooplieden. Handelaar Salomon Davids was de eerste jood die zich hier vestigde. We weten dit omdat in 1656 problemen ontstonden. Het plaatselijk bestuur wilde zijn verblijfsvergunning intrekken maar de garnizoenscommandant nam het voor Davids op. Davids leverde namelijk tegen billijke prijzen goederen aan zijn soldaten.
Joodse gemeente
In de loop van de zeventiende en achttiende eeuw werd ten noorden van Nieuweschans steeds meer land teruggewonnen op de zee. Hierdoor nam het belang van de vesting toe. Het grensverkeer met Oost-Friesland verliep via Nieuweschans wat het plaatsje aantrekkelijk maakte. Verschillende malen werden de wallen en grachten rondom dan ook versterkt en uitgebreid. Halverwege de achttiende eeuw vestigen zich meer joden in Nieuweschans en ook in Bellingwolde en Vlagtwedde. In het Duitse Bunde dat net over de grens ligt is pas in 1787 sprake van vestiging van Joden.
Na 1796 werden de Joden volwaardige 'Bataafse burgers' en hoefden zij geen toestemming tot vestiging meer aan te vragen. In die tijd bezat Nieuweschans al een synagoge en een schoolmeester die tevens voorzanger was. In 1813 woonden er in Nieuweschans 22 Joden en dat nam gestadig toe. Ondanks dat in 1815 het garnizoen Nieuweschans verliet, bleef het plaatsje een aantrekkelijke vestigingsplaats. De doden uit hun midden had men tot die tijd begraven in Weener of Leer of in Winschoten, waar in 1785 een Joodse begraafplaats in gebruik was genomen. Oude Pekela, dat nog wat verder weg lag, had al in 1683 een Joodse begraafplaats. Het werd echter tijd voor een eigen begraafplaats in Nieuweschans.
Eigen begraafplaats
Omdat de Joodse gemeente zelf geen geld had voor de aankoop van grond, richtte de Joodse gemeente zich in 1816 tot de Commissaris-Generaal van Oorlog. Doel hiervan was hem te verzoeken een stukje rijksgrond af te staan om aldaar een begraafplaats aan te leggen. Het verzoek werd ingewilligd en men kreeg stuk van de oostelijke vestingwal buiten de gracht ter grootte van acht roeden (vergelijkbaar met ongeveer 800 m2). In 1817 namen de Joden in Nieuweschans hun begraafplaats in gebruik. In 1854 vroegen de Joden uit het Duitse Bunde toestemming om gebruik te mogen maken van deze begraafplaats. Het besluit leverde een behoorlijke discussie op maar werd uiteindelijk toch toegestaan onder voorwaarden. Zo moesten de Duitse Joden 12,50 gulden betalen voor een graf terwijl die voor de eigen Joden 75 cent kostte. Er werden in totaal vijftien graven gereserveerd voor de Joden uit Bunde.
Bij het ontmantelen van de vestingwallen in 1870 bleek dat de Joodse gemeente niet de eigenaar was van de begraafplaats. Ze dienden alsnog de grond te kopen. De grootte van het met hulp van de burgerlijke gemeente aangekochte terrein was 1.720 m2. Voor de grond moest honderd gulden worden betaald en de notariële kosten bedroegen 23 gulden. De gemeenteraad van Nieuweschans droeg dertig gulden bij.
In 1874 werd aan de Joden uit Bunde te kennen gegeven dat zij niet verder gebruik konden maken van de begraafplaats. De Joden uit Bunde namen dan ook een eigen begraafplaats in gebruik aan de Leegeweg in Bunde.
De plicht tot de bouw van een lijkenhuisje gaf in 1872 een volgend financieel probleem. De kosten bedroegen zestig gulden en dat had men niet een, twee, drie beschikbaar. Weer schoot de gemeenteraad te hulp, dit keer met 25 gulden. In 1876 kon het huisje worden gebouwd. Het kleine bakstenen huisje kreeg een oppervlak van 4,5m2 wat nauwelijks genoeg was om een fatsoenlijke bewassing te doen. Toch staat het huisje er nog steeds.
Nadat de Joodse gemeente halverwege de negentiende eeuw zijn piek bereikte, liep het aantal leden daarna gestaag terug. In de jaren twintig konden er geen tien volwassen Joodse mannen bij elkaar gebracht worden. De synagoge werd vanaf 1925 niet meer gebruikt en raakte in verval. In 1930 woonden er in Nieuweschans nog acht Joden. In 1934 werd de synagoge verkocht en werd daarna gebruikt als opslagplaats, kippenhok, garage en zelfs als varkensstal onder de Duitse bezetting. De Tweede Wereldoorlog maakte definitief een eind aan de Joodse gemeente van Nieuweschans. Twee inwoners overleefden de oorlog, alle anderen waren gedeporteerd en vermoord. In 1948 werd de Joodse gemeenten formeel ontbonden. Het onderhoud van de begraafplaats werd overgenomen door de burgerlijke gemeente en de synagoge werd in 1973 gerestaureerd en onder bescherming van monumentenzorg geplaatst. Ook de begraafplaats met 45 resterende grafmonumenten werd een rijksmonument. De omschrijving die luidt: Joodse begraafplaats met een 45-tal stèles.
De begraafplaats in onze tijd
Rijksmonument of niet, de tijd en het weer houden daar geen rekening mee. De staat van de begraafplaats is niet meer optimaal. Sommige grafstenen vertonen scheuren en de leesbaarheid loopt terug. Nadat de begraafplaats na 1922 niet meer gebruikt was, vond er in 1978 weer een begrafenis plaats. Het lage granieten monument voor Vrouwtje Jas detoneert nogal met de andere stèles.
De begraafplaats is toegankelijke via een eenvoudig metalen hek tussen hardstenen palen. Het verving een houten hek dat niet origineel was, want oorspronkelijk hing er een smeedijzeren hekwerk tussen de palen. Rondom is aan twee zijden nog een sloot aanwezig. Vooral achteraan staat een aantal grotere bomen en rondom is inmiddels een modern hekwerk geplaatst waar voorheen een hoge haag stond die deels het zicht op de begraafplaats ontnam.
Eenmaal op de begraafplaats valt het op dat het voorste deel van de begraafplaats helemaal leeg is. Links, tegen de rand van de begraafplaats, staat het kleine huisje. Het verkeert in goede staat. De 45 grafmonumenten die in 1973 aanwezig waren bij het aanwijzen tot rijksmonument, staan alle achter op de begraafplaats. Mogelijk stonden er tussendoor nog meer stèles van hout, maar die waren in de jaren zestig al verdwenen.
De stèles die er nog staan zijn van het type zoals die wij kennen in het Groninger land: smal en hoog en van Belgisch hardsteen. De meeste hebben een afgeronde top maar er zijn er ook met een typische timpaan als beëindiging of een balkje dat de stèle afdekt. Een wat groter monument is van graniet. Het is voor Regina Ries-Vogelier (1819-1907). Regina was getrouwd met Abraham Ries die veel betekende voor de Joodse gemeenschap in Bunde. Er liggen ook nog andere bekende families die via handel en winkels naam maakten in Groningen, zoals de familie Gerzon.
De oudste grafsteen op de begraafplaats dateert uit 1818 en is voor Rachel Oppenheim-Cohen. Zestien grafstenen staan op graven van Joden uit Bunde. Op veel stenen wordt in het Hebreeuws het karakter der overledene geprezen, soms worden de voortreffelijke eigenschappen genoemd en hun functies. Alle stenen zijn beschreven en vertaald waardoor we van alle personen kunnen lezen wat er over hen geschreven is. De toegepaste symboliek op de stenen wijst op de Levieten, zoals een sjofar-blazer. Verder zijn er ook de meer westers georiënteerde symbolen te vinden zoals treurwilg, zeis des doods, eikenbladeren, zandloper en een stralende zon.
Inmiddels is de begraafplaats opgeknapt waarbij ook hulp is gezocht bij de Duitsers. Het huisje is hersteld en er is dus een nieuwe ingang gemaakt met aansluitend een nieuw hekwerk aan de voorzijde van de begraafplaats.
[1] Nieuwe Schans werd Nieuweschans en vanaf 2009 heet het dorp Bad Nieuweschans ter verwijzing naar het kuuroord dat hier in 1985 werd geopend.
Internet:
- Groningse joden vragen hulp Duitsers voor begraafplaats: op Jonet.nl
- Begraafplaats Nieuweschans, op Stichting Historie Joods Groningen
Literatuur:
- Jongeling, K.; Joodse begraafplaatsen in Groningen en Oost-Friesland/1; in Nedersaksische studies/2, Groningen 1977
- Lettinck, Han; De Joodse begraafplaatsen in de provincie Groningen. Klein en groot zijn daar gelijk, Bedum 2009
- Michman, Jozeph, Hartog Beem en Dan Michman; Pinkas, geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland, 1992 Ede/Antwerpen