Begraafplaatsen
In het noorden van Groningen vinden we tal van kleine gehuchten met een begraafplaats of soms zelfs alleen nog een begraafplaats. Ooit stonden daar ook kerken en was er geen sprake van een gehucht maar van een dorp. Gesticht in welvarende tijden diende de kerk de gemeenschap totdat die gemeenschap door afnemende welvaart wegtrok. De achterblijvers konden vaak de kerk niet meer onderhouden.
Het ontstaan van Kollum hangt sterk samen met de ligging op de noordelijke rand van zandgronden die aan het begin van onze jaartelling deels overdekt waren geraakt met veen. Al in de tweede helft van achtste eeuw wordt Colleheim genoemd in een register van het klooster Fulda. Tot aan de eerste bedijkingen van het gebied stond het gebied ten noorden van het huidige Kollum onder invloed van de zee. Ontginning en bedijking van deze gebieden leverde veel grond op en was derhalve voor kloosters zeer interessant.
In 1805 kocht de Joodse gemeente van Deventer een tuin met huisje buiten de toenmalige Brinkpoort om een begrafplaats aan te leggen op de hoek van de Langerij en het Goldenbeltstraatje. Al vanaf 1799 was er een vereniging die zich bezighield met begrafenissen, maar overleden Deventer Joden werden op dat moment nog buiten Deventer begraven. In de archieven wordt de eerste begrafenis pas in 1833 gemeld, maar waarschijnlijker is dat er eerder is begraven.
Honderden katholieke begraafplaatsen en kerkhoven telt Nederland. Van de meeste is weinig bekend over de ontstaansgeschiedenis en soms lijkt zelfs vergeten te zijn wie er begraven zijn. Ze zijn van grote betekenis voor de lokale gemeenschap, maar daarbuiten is dat een stuk minder. Toch zijn er tal van katholieke begraafplaatsen die een interessante geschiedenis kennen en nog veel verwijzingen naar gebeurtenissen in die geschiedenis bevatten. Zo’n begraafplaats is ook te vinden in Lobith, maar de vraag is wel voor hoe lang nog. Het kerkhof bij de kerk van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria wordt waarschijnlijk gesloten en er zijn plannen voor een park ter plekke.
Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 werd bij aartsbisschoppelijk besluit per 31 december 1855 in Utrecht de nieuwe parochie van Onze Lieve Vrouw opgericht. Voor die tijd was de statie Buiten Wittevrouwen een van de vier staties buiten de stadswallen van Utrecht. De statie was weliswaar niet de grootste van de stad, maar bestreek een uitgebreid gebied, waarvan tot 1842 Zeist en tot 1894 De Bilt deel uitmaakten. Aanvankelijk werd er gekerkt in een schuur, maar vanaf 1759 in een nieuwgebouwde kerk aan de Biltstraat. In 1818 werd achter de kerk een eigen kerkhof in gebruik genomen, het eerste katholieke kerkhof van de stad na de Reformatie. Voorheen werden de katholieken in Utrecht met name begraven bij de Nicolaï- en Geertekerk.
Gemiste kansen maken dat we weinig weten over de ouderdom van de oorspronkelijke kerk en kerkhof van Baarlo. De eerste gemiste kans was in 1875 toen de middeleeuwse kerk werd afgebroken en er een nieuwe gebouwd werd naar ontwerp van Pierre Cuypers. Er werd nauwelijks onderzoek gedaan en veel oude grafstenen verdwenen onder de grond of werden kapot geslagen. Nadat in 1944 de kerk grondig vernield was door de Duitsers werd besloten een nieuwe kerk te bouwen. Wederom was er geen tijd of geld voor onderzoek. Maar Baarlo had een nieuwe kerk en zou ook al snel een nieuwe begraafplaats krijgen. Tijd om achterom te kijken naar het oude kerkhof was er niet. Dat gebeurde eigenlijk pas aan het eind van de twintigste eeuw.
In 1925 werd de congregatie van Medische Missiezusters, Society of Catholic Medical Missionaries of Medical Sisters Congregation (MMS), opgericht door de Oostenrijkse arts Anna Maria Dengel. In de jaren dertig sloot de eerste Nederlandse zich bij de Missiezusters aan en in 1939 werd een Nederlandse afdeling opgericht.
Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog telde Nederland tientallen oorlogsbegraafplaatsen, naast de vele graven op de gewone begraafplaatsen en de ontelbare veldgraven. Terwijl de oorlog nog voortduurde was de 611de Gravendienst Compagnie van het Amerikaanse 9e leger in november 1944 bij Margraten begonnen met het inrichten van een begraafplaats. Deze begraafplaats was echter niet de enige begraafplaats die door Amerikanen werd aangelegd in Nederland. Bij Son legde de 101st US Airborne Division een tijdelijke begraafplaats aan voor de slachtoffers die bij Operation Market Garden om het leven kwamen. Hetzelfde deed de 82nd US Airborne Division bij Molenhoek, Nijmegen. Op begraafplaats Son zouden 464 doden worden begraven en in Molenhoek 835 doden.
Vandaag de dag ligt de Joodse begraafplaats van Dordrecht nogal achteraf en moet je weten waar je zijn moet, anders vind je ‘m niet. Dit is echter niet de eerste Joodse begraafplaats in Dordrecht. De huidige dateert van 1871, maar in de binnenstad van Dordrecht zijn nog sporen te vinden van een begraafplaats die in 1738 in gebruik werd genomen.
In 1944 vonden er gesprekken plaats tussen de gemeente Terschelling en de vertegenwoordigende boswachter van Staatsbosbeheer over de aanleg van een nieuwe begraafplaats op grond van Staatsbosbeheer. In september 1944 antwoordde de boswachter dat hij positief stond tegenover het bestemmen van ruim 1 hectare bos tot begraafplaats. De locatie die de gemeente op het oog had betrof een bosperceel met naaldhout en een heuvelachtige ondergrond, direct naast het in 1942 aangelegde Engelse kerkhof, gelegen langs de Longway.