Op maandagmiddag 7 oktober 1946 voltrok zich een enorme ramp in Apeldoorn. Een Firefly van de Nederlandse Marine-Luchtvaartdienst (MLD) stortte neer op de Christelijke Hogere Burgerschool (HBS) aan de Jachtlaan. Hierbij brak een brandstoftank af op het dak van gymnastieklokaal, waardoor brandende benzine in het lokaal stroomde met daarin tientallen leerlingen. Van de 27 leerlingen zouden er 22 het leven verliezen. Daarnaast kwam ook de piloot om het leven. Uit onderzoek bleek dat hij niets te zoeken had in Apeldoorn en op eigen initiatief een proefvlucht had afgebroken.
De fatale vlucht
Max Christern, de piloot, was opgestegen van vliegveld Valkenburg bij Leiden voor een korte solovlucht van een half uur in de omgeving van het vliegveld om vertrouwd te raken met het toestel, een eenmotorige Firefly-jager. In tegenstelling daarvan koos hij ervoor om naar Apeldoorn te vliegen om waarschijnlijk een groet te brengen aan zijn moeder die in de Ribeslaan woonde. Boven Apeldoorn aangekomen voerde hij enkele manoeuvres uit waarbij hij plots hoogte verloor. Ternauwernood kon hij de klokkentoren van de HBS ontwijken, maar met de rechtervleugel van zijn vliegtuig raakte hij alsnog het dak van het hoofdgebouw. De vleugel brak af, waardoor de tank openscheurde en de benzine brandend het gymlokaal in stortte. Daar waren op dat moment 27 jongens van klas II C aanwezig met hun gymleraar. De paniek was enorm en het vuur brandde fel met een enorme rookontwikkeling tot gevolg. De meeste jongens slaagden erin, al brandend, het lokaal te verlaten. Veel jongens sprongen in de nabij gelegen vijver om het vuur te doven. Maar niet iedereen wist te ontsnappen.
Een groep leden van de 4e Compagnie D.K.G. (Dienst Kwartiermeester Generaal) die achter de school gelegerd was, zag het ongeluk gebeuren en snelde te hulp. Enkele soldaten wikkelden de kinderen in snel bij elkaar verzamelde dekens, terwijl andere soldaten probeerden het brandende lokaal binnen te dringen op zoek naar overlevenden. Maar de vuurzee was al te fel. De brandweer was snel ter plaatse omdat het toevallig in de omgeving bezig was met het verzorgen van de brandkranen voor de winter en hielp bij het in veiligheid brengen van de kinderen. Niet veel later kwamen andere hulpdiensten ter plaatse. 25 minuten na aankomst van de brandweer was de brand geblust. Intussen verzamelden zich naast toegestroomd publiek ook tal van ouders bij de school, bevreesd voor wat er met hun kinderen was gebeurd. Al snel bleek welke tragedie zich op de school had afgespeeld en werd duidelijk dat tal van jongens vochten voor hun leven.
Meer dan twintig doden
De schok was groot toen bleek dat een aantal kinderen was omgekomen in de vuurzee. De meeste kinderen wisten in eerste instantie te ontsnappen aan de vlammen, maar twee dagen later was het dodental al 22. Van de 27 kinderen zouden slechts 5 kinderen de ramp overleven. Jan Visser raakte als enige van de overlevenden niet gewond en werd door de plaatselijke krant geïnterviewd:
“We waren aan het marcheeren door het lokaal, toen ik plotseling vonken door het dak zag komen. Alle jongens begonnen te schreeuwen en toen rende ik een nis binnen, waarin het materiaal wordt opgeborgen. Even later kwam ook Piet Bakker bij mij. Zijn haar brandde reeds, maar dat vuur heb ik toen uitgeslagen. In de zaal was niets meer dan vuur en rook te zien. De vlammen kwamen dichterbij en daarom sloeg ik een ruit in de nis stuk en sprong hierdoor van 2 meter hoogte naar buiten. Piet Bakker sloeg met een kastie-knuppel de rest van de ruiten in en sprong toen ook uit het ruim. Intusschen zag ik dat de andere jongens de deuren opengooiden en brandend naar buiten renden. Vier van hen sprongen in de vijver. Weer andere vlogen de gang in, waar zij door leraren werden opgevangen, die hen de brandende kleren van het lijf rukten.”[i]
De gymleraar, Hendrik Jan Dobbenga, was aanvankelijk slechts licht gewond geraakt, maar raakte alsnog ernstig gewond bij zijn pogingen om de kinderen te redden. Tot drie keer toe wist hij een kind uit de zaal te bevrijden, bij de vierde keer dat hij zich in de gymzaal waagde, raakte hij zwaargewond door een balk. Uiteindelijk zou hij het wel overleven.
De Firefly van Max Christern was nadat deze het gebouw geraakt had, neergestort naast het gymnastieklokaal en volledig verwoest. Naast het verwrongen geraamte van het vliegtuig lag Christern dood in een kuil. De reddingswerkers bedekten zijn lichaam met zijn losgekomen parachute. Zijn moeder, die de capriolen van haar zoon in de lucht ook moet hebben gezien en met haar dochter naar de school was gesneld, overleed aan een hartaanval toen haar werd verteld dat haar zoon was overleden bij de ramp.
De piloot
Max Christern werd in 1923 in Vorden geboren als zoon van een Duitse vader en een Nederlandse moeder. In de jaren dertig verhuisde het gezin naar Berg en Bos, Apeldoorn. Na de dood van zijn vader groeide Max hier op met zijn jongere broer en oudere zus. Toen de oorlog uitbrak werd Max als Rijks-Duitser opgeroepen voor dienst in het Duitse leger. Dit was zeer tegen zijn zin en hij bedacht het plan om zich aan te melden voor de opleiding tot piloot. Max had al van jongs af aan veel interesse voor vliegtuigen en was regelmatig te vinden op vliegveld Teuge bij Apeldoorn. Als piloot-in-opleiding slaagde Max er in een vliegtuig te bemachtigen en deserteerde vanaf het Russische front richting Engeland. Door brandstofgebrek was hij echter genoodzaakt in Nederland te landen en moest noodgedwongen onderduiken tot het einde van de oorlog. Ondanks dat hij in mei 1944 als Menno Kannegieter bij een controle werd aangehouden en gevangengezet, wist hij in augustus te ontkomen en belandde in de omgeving van Nijmegen. In maart 1945 meldde hij zich aan bij de Royal Air Force, waarna hij naar Engeland werd gestuurd om daar een opleiding tot piloot te volgen. Na zijn opleiding werd Max ingezet als verkenner. Toen Nederland bevrijd was, nam Max dienst in het Nederlandse leger en werd hij in de rang van sergeant-vlieger bij de MLD gestationeerd op vliegveld Valkenburg. Op 7 oktober 1946 zou hij zijn eerste solovlucht maken in een Firefly.
In de dagen ervoor was Max Christern gespannen. Hij was in afwachting van de uitslag van de tropenkeuring, noodzakelijk voor een detachering op het vliegkampschip de ‘Karel Doorman’ dat op het punt stond uit te varen naar het toenmalige Nederlands-Indië. In de ochtend van 7 oktober kreeg Max van zijn superieuren te horen dat de uitslag van de test positief was. Zijn stemming zal waarschijnlijk euforisch geweest zijn, want in plaats van enkel de oefenvlucht uit te voeren zoals hem was opgedragen, besloot hij naar Apeldoorn te vliegen. Een beslissing die fatale gevolgen zou hebben.
De uitvaart
Al snel na de ramp werd door het gemeentebestuur besloten dat de kinderen gezamenlijk begraven zouden worden op de gemeentelijke begraafplaats aan de Soerenseweg. Twee kinderen zouden elders begraven worden en aanvankelijk zouden twee katholieke kinderen op een katholieke begraafplaats in Apeldoorn worden begraven. Hier werd later van afgezien. Alle kinderen lagen opgebaard in het ziekenhuis, met uitzondering van Piet Kroon, die als laatste overleed. Hij werd in de kleine voorkamer van zijn ouderlijk huis opgebaard.
Op donderdagmiddag 10 oktober werd Henk Schuite in Hardenberg begraven. Zijn vader was hier eerder burgermeester geweest en waarschijnlijk had de familie hier een eigen graf. Bij de begrafenis waren onder meer afgevaardigden van het Apeldoorns gemeentebestuur aanwezig evenals van de Koninklijke Marine, de school en enkele schoolgenoten.
Voorafgaand aan de dag van de begrafenis werd op donderdagavond voor familie en betrokkenen een dienst gehouden in de Grote kerk van Apeldoorn. Op vrijdagochtend werd een openbare dienst gehouden en in de katholieke kerk een requiemmis voor de twee katholieke jongens die waren omgekomen. Na de beide diensten werden de slachtoffers opgebaard in de H.B.S.. Vele bloemen en kransen gaven uiting aan de collectieve rouw die er in Apeldoorn en ver daarbuiten heerste. Om half vier werden de kisten op een vijftal met zwarte kleden bedekte platte wagens geplaatst, waarna de rouwstoet zich naar de begraafplaats aan de Soerenseweg begaf. Leden van de 4e Compagnie D.K.G. liepen als slippendragers naast de wagens met de kisten. Onder de vele hoogwaardigheidsbekleders die de stoet telde ook de Commandant Zeemacht Nederland, Schout-bij-nacht J.A. Gauw.
Teraardebestelling van de slachtoffers van het vliegtuigongeluk. Weekjournaal van Polygoon Hollands Nieuws van week 42 uit 1946.
Op de begraafplaats werd namens de koningin een krans gelegd, waarna verschillende sprekers het woord voerden bij de groeve. Jan Visser was als enige overlevende van de ramp ook aanwezig bij de plechtigheid. De andere vier jongens lagen nog in het ziekenhuis, net als hun leraar. Na afloop van de plechtigheid trokken de aanwezigen en degenen die buiten de begraafplaats hadden moeten wachten in een defilé langs de graven. Later werden na de inzegening van de graven de katholieke jongens Willy van den Hurk en Henk Scholten begraven.
Op zaterdagochtend 12 oktober werd onder grote belangstelling Tonny van Velzen begraven op begraafplaats Oud Eik en Duinen. Ook hier waren tal van afgevaardigden van verschillende instanties aanwezig. Omdat veel kinderen lid waren van de scouting, namen leden van de betrokken scoutinggroepen bij alle begrafenissen een rol in.
Crematie Max Christern
Op de dag dat de kinderen in Apeldoorn op de begraafplaats aan de Soerenseweg werden begraven, zijn Max Christern en zijn moeder Maria Christern-Slingervoet Ramondt gecremeerd op Westerveld in Driehuis. Onder belangstelling van vrienden en dienstmakkers, spraken meerdere mensen en ook de vlootpredikant namens de Commandant Zeemacht Nederland.
Schuldvraag
Nog voor de begrafenis liet de minister van Marine, J.A.A. Schagen van Leeuwen, weten dat de marine geen blaam trof. Ook de commandant Zeemacht Nederland, schout bij nacht J.A. Gauw liet in zijn toespraak bij de begrafenis weten dat het vooral te wijten was aan jeugdige overmoed:
“De physieke eischen brengen mede, dat de candidaten niet ouder dan 25 jaar mogen zijn, terwijl men kan zeggen, dat noodzakelijke karaktereigenschappen als verantwoordelijkheidsgevoel en standvastigheid op dien leeftijd nog niet tot volle ontwikkeling zijn gekomen. [… ] Voegt men daarbij de onstandvastigheid van de jeugd, dan wordt het begrijpelijk, dat een goed aangeschreven en voor het oog van zijn instructeurs normaal vlieger plotseling kan overslaan tot een roekelooze en onverantwoordelijke daad.‘’
Niemand nam de verantwoordelijkheid voor het ongeluk en voor zover bekend is ook geen onderzoek ingesteld naar de oorzaak van het ongeluk. De Raad voor de Luchtvaart nam zonder onderzoek in te stellen kort na het ongeluk aan dat de crash het gevolg was van een storing aan de stuurautomaat. Het gebrek aan betrokkenheid en het feit dat nooit onderzoek is ingesteld naar de oorzaak leidde tot veel onbegrip bij nabestaanden van de ramp. Nog jaarlijks wordt de ramp herdacht en komen nabestaanden bijeen. In 1987 verscheen een gedenkboek over de ramp, met als titel 7-10-1946 | Waarom!?. Het boek bevat bijdragen van nabestaanden, overlevenden en betrokkenen.
In de school werd na de ramp een tegeltableau aangebracht met daarop de namen van de slachtoffers.
Het monument
Enkele maanden na de ramp, in januari 1947, besloot het schoolbestuur tot de oprichting van een passend gedenkteken bij de graven. Ruim een jaar later, op zaterdag 12 juni 1948 werd tijdens een sobere plechtigheid het gedenkteken voor de slachtoffers door de voorzitter van het schoolbestuur overgedragen aan de commissie van ouders.
Het samengestelde geheel is vervaardigd uit geel Beiers graniet en een ontwerp van G. Post Greve en P. Schurink. Het is vervaardigd door de Apeldoornse steenhouwer S. Meijer en Zn.. Centraal op het monument de tekst ‘SLACHTOFFERS VLIEGRAMP CHR. H.B.S. 7 OCTOBER 1946’. Op de stenen links en rechts worden Herman Schuite en Tonny van Velzen herdacht, die elders begraven zijn. Het monument is centraal achter de graven geplaatst.
De individuele grafmonumenten bestaan ieder uit een console van kunststeen met een granieten tekstplaat. Jaarlijks worden er door leerlingen van de school bloemen gelegd bij het monument.
Noot
- [i] Nieuwe Apeldoornsche Courant 8 oktober 1946
Bronnen
- Delpher
- ‘Een ontzettende ramp treft Apeldoorn’ in: Nieuwe Apeldoornsche Courant 8 oktober 1946;
- ‘Indrukwekkende herdenkingsdiensten’ in: Nieuwe Apeldoornsche Courant 11 oktober 1946;
- ‘Apeldoorn doet de dooden uitgeleide’ in: Nieuwe Apeldoornsche Courant 12 oktober 1946;
- ‘Wie was Max Christern – Een Duitsche deserteur met nobel karakter’ in: Helmondsche Courant 22 oktober 1946.
- ‘Christelijke Hoogere Burgerschool’ in: Nieuwe Apeldoornsche Courant 21 januari 1946;
- ‘Onthulling monument vliegramp’ in: Nieuwe Apeldoornsche Courant 14 juni 1948;
Literatuur
- Bart Meyer, ‘Bronnen van Berg en Bos (20), De Piloot’ in: Wijkblad Berg en Bos nr. 3 2011 (pag. 3-6)
- Bart Meyer, ‘Bronnen van Berg en Bos (40), Omgaan met herinneringen (2)’ in: Wijkblad Berg en Bos nr. 3 2016
- Jan van Kerkvoorde, 7-10-1946 | Waarom!?, Apeldoorn 1987
- Ton Steeman, 100 jaar Nieuwe Begraafplaats aan de Soerensche Grintweg, Apeldoorn 1997
- Inventarisatie opvallende grafbedekkingen op de gemeentelijke begraafplaats Soerenseweg 1e en 2e klasse (en 3e klasse eerste aanleg) – Bureau Funeralia, IJsselstein 2021