Enige tijd geleden kreeg ik van een goede kennis van mij de jaargang 1911 van het maandblad De Globe. Daarin stond een tekening van een meisje. Het onderschrift luidde: "Prinses Pauline van Oranje. Een Oranje-Prinsesje, waarvan velen onzer lezers zeker nooit gehoord hebben. Het was een dochtertje van den lateren Koning Willem I der Nederlanden...".
Dit maakte mij dusdanig nieuwsgierig dat ik verder ging zoeken. Ondanks twee grote en zes kleine encyclopedieën op de boekenplank kon ik nergens iets over deze Pauline vinden. Uiteindelijk kwam het volgende verhaal boven water.
Wilhelmina Frederika Louise PAULINE Charlotte
Deze prinses van Oranje-Nassau, was na Willem (1792) en Frederik (1797) het derde kind van Willem Frederik van Oranje-Nassau (de latere koning Willem I) en Wilhelmina van Pruisen. Pauline - vernoemd naar Tsaar Paul van Rusland - werd op 1 maart 1800 geboren in Berlijn waar het gezin sinds 1795 verbleef. Vanuit Berlijn onderhield Willem, die in Pruisische dienst tegen de Fransen van Napoleon vocht, het contact met de Oranjegezinden in de Bataafse Republiek. Later, in 1810, zou het echtpaar nog een dochter krijgen, Marianne.
Met de komst van Pauline - in huiselijke kring ook wel Polly genoemd - was vooral moeder Wilhelmina ('Mimi') zeer blij want nadat ze twee jongens had gebaard, verlangde ze vurig naar een meisje.
Volgens E. van Beusekom, die in 1937 in het maandblad Historia een artikel publiceerde onder de titel 'Van twee elders gestorven jeugdige Oranjetelgen die thans te Delft rusten', was prinses Pauline de lieveling van haar op het slot Oranienstein wonende grootvader Willem V. Als zij vijf jaar is, schenkt zij haar grootvader voor zijn verjaardag zelfgemaakte kousenbanden. Daar heeft ze de hele winter aan zitten werken, een in die tijd bijna verplicht geschenk van kleine meisjes aan vader en grootvader.
Behalve door aanzienlijke politieke problemen wordt het gezin van Willem en Wilhelmina in 1806 ook op het persoonlijke vlak door een reeks dramatische gebeurtenissen overvallen. Eerst is er op 9 april 1806 in Brunswijk het overlijden in ballingschap van Willem V. Omdat zelfs zijn stoffelijk overschot in de Bataafse Republiek niet welkom was, werd hij in Brunswijk begraven. Pas op 29 april 1958 werd zijn stoffelijk overschot bijgezet in de koninklijke grafkelder te Delft. Een paar maanden na de dood van Willem V is er opnieuw rouw, want op 30 augustus 1806 brengt Wilhelmina in Berlijn een doodgeboren kind ter wereld.
Na de vernietigende Pruisische nederlaag van oktober 1806 bij Jena en Auerstadt moet het gezin van Willem hals over kop het door de troepen van Napoleon belaagde Berlijn verlaten. Op weg naar Koningsbergen wordt de kleine prinses Pauline ernstig ziek. Verder reizen werd niet verantwoord geacht en de Oranjes besluiten in Freienwalde ten noorden van Berlijn te blijven. In een bewaard gebleven brief van 15 december 1806 - zo zegt de heer Robaard van het Koninklijk Huisarchief in Den Haag - schrijft Willem dat Pauline reeds enige tijd incommodée (onwel) is, doch dat haar toestand nu toch wel erg zorgelijk is. Over de precieze aard van de ziekte is niets bekend, de weinige bronnen hebben het over 'zenuwkoortsen'.
Een week later, op 22 december 1806 overlijdt Pauline, prinses van Oranje-Nassau. Ze is dan zes jaar en negen maanden. De kleine prinses werd te Freienwalde op het grondgebied van de koningen van Pruisen, begraven.
Terugkeer naar Nederland
Het was koningin Wilhelmina die het gebeente van de kleine Pauline, dochter van erfprins Willem, de eerste Oranje die tot koning van Nederland werd gekroond, naar Nederland liet terugkomen.
Het graf van Pauline werd in het begin van de twintigste eeuw ontdekt door de toenmalige eigenaar van Freienwalde, Walter Rathenau. Hij ontdekte op het landgoed een verweerd grafmonument. Op het monument bleek de naam te staan van prinses Pauline van Nassau. Dit nieuws werd terstond aan koningin Wilhelmina gemeld die de stoffelijke resten liet opgegraven. Zonder al te veel plichtplegingen werden de stoffelijke resten van Pauline in maart 1911 naar Nederland gebracht door de Nederlandse gezant in Berlijn baron Gevers en de kamerheer Jhr. W.J.P. van den Bosch. Het bronzen kistje stond gedurende de reis in het bagagerek.
Op het kistje werden bij aankomst in Delft, in opdracht van Wilhelmina, een palmtak en witte leliën gelegd. Direct na aankomst werd het kistje overgebracht naar de Nieuwe Kerk alwaar Prins Hendrik en enkele hoogwaardigheidsbekleder het stoffelijk overschot van Pauline de kerk in begeleidden. Onder de tonen van een treurmars van Chopin werd Pauline vervolgens bijgezet in de koninklijke grafkelder. Ze kreeg aldaar een plaats tussen haar ouders.
Vandaag de dag is het kistje van Pauline elders geplaatst in een andere nis in de kelder. In dezelfde nis staat ondermeer de kist van haar grootvader, prins Willem V. (2009)
Literatuur
- Beusekom, E., Van twee elders gestorven jeugdige Oranjetelgen die thans te Delft rusten, in: Historia, Maandschrift voor geschiedenis en kunstgeschiedenis, 3e jaargang 1937
- De Prins der geïllustreerde bladen, 15 april 1911