Skip to main content

Drenthe


Geschreven: 13 januari 2010
Aangepast: 22 april 2024
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Drenthe

Buiten de bebouwing ligt in het Amsterdamsche Veld de rooms-katholieke begraafplaats van Weiteveen. Een locatie, die herinnert aan de zware tijden van de vervening, evenals dat met de naam van het dorp het geval is. Vanaf omstreeks 1850 vestigden zich kolonisten uit het gebied van Hannover in het Amsterdamsche Veld en het Schoonebeekerveld. Plaggenhutten vormden hun onderkomen. In hun levensonderhoud voorzagen ze door veenarbeid, boekweitcultuur en wat vee op de arme grond, die ontstond na de vervening.


Geschreven: 12 januari 2010
Aangepast: 24 april 2024
Auteur: Leon Bok
Categorie: Drenthe

Volgens vele bronnen bestaat het dorp Veenhuizen nog geen tweehonderd jaar. Aangezien de naam Veenhuizen onlosmakelijk verbonden is met de Maatschappij van Weldadigheid en de daar uit voortgekomen strafinrichting, gaat iedereen er van uit dat het dorp in de eerste helft van de negentiende eeuw is ontstaan. In werkelijk blijkt Veenhuizen al veel ouder en gaat de geschiedenis terug tot de middeleeuwen.


Geschreven: 12 januari 2010
Aangepast: 22 april 2024
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Drenthe

Veenhuizen, een bijzonder dorp

Armoede in Nederland deed in 1818 generaal Johannes van den Bosch, later Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië, de Maatschappij van Weldadigheid oprichten. Zijn doel was aan de massale armoede, met name in de grote steden, een eind te maken en woeste grond te ontginnen voor produktie. Die woeste gronden vond Van den Bosch in het westen van Drenthe.


Geschreven: 26 oktober 2009
Aangepast: 04 september 2024
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Drenthe

Niet op de Oude begraafplaats te Eelde, maar op hun landgoed Vosbergen ligt het echtpaar Kraus-Groeneveld begraven. Aanzet voor de aanleg van dit landgoed werd gegeven in 1890 door Wilhelmina Berendina Groeneveld. Het is derhalve een vrij jong landgoed. Wilhelmina Berendina Groeneveld kocht in 1890 "eene behuizing met boerenwoning en schuur en tuin, weidekamp en fraai wandelbosch met vijver, de Vosbergen genaamd, groot 6 ha. 82 are en 32 ca ".


Geschreven: 11 augustus 2005
Aangepast: 26 december 2020
Auteur: Frans Renssen en Mieke Kraijer-Otjens
Categorie: Drenthe

 

In de wijk Assen-Oost ligt in het voormalige landgoed Vredeveld de gemetselde grafkelder van de heer en mevrouw Van Valkenstijn-Aubry d’Arancey. Het monument dateert uit 1871. Een wandelroute over het prachtige terrein met weilanden, oude bomen en waterpartijen voert erlangs.


Geschreven: 26 oktober 2004
Aangepast: 03 januari 2022
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Drenthe

 

Toegangshek Oude begraafplaats van Eelde.{seog:disable}Grenzend aan een grote parkeerplaats ten behoeve van grootgrutters en andere middenstanders bevindt zich de Oude begraafplaats van Eelde (Dr.), in het hart van het dorp. De tegenstelling is groot. Auto's rijden af en aan, volle winkelwagentjes met tegenstribbelende wieltjes en daardoor veel lawaai worden richting auto geduwd. Op de begraafplaats zelf heerst serene rust, ook al wordt er druk gewerkt aan het vervangen van oude zerken van een familiegraf, die aan onderhoud toe zijn.

Omgeven door een hoge beukenhaag en toegankelijk via een wit hekwerk aan de westzijde zien we een begraafplaats met een afwisseling van oude en nieuwe zerken en grafstenen. Er wordt nog steeds begraven. Een breed pad vanaf het hek verdeelt de begraafplaats in twee duidelijke helften.

Nederlands oorlogsmonument voor Stoffer Holtjer.Enigszins smallere paden verdelen deze helften op hun beurt. Iets meer naar achteren is nog een lage beukenhaag over de breedte geplaatst, waarachter zich graven van recenter datum bevinden. Links achterin, door haag- en hekwerk gescheiden, maar wel binnen het geheel van de begraafplaats, bevindt zich een door grafmonumenten herkenbaar rooms-katholiek deel. Het baarhuisje bevindt zich aan de noordzijde van de begraafplaats. Vlakbij het baarhuisje bevinden zich een aantal oorlogsgraven van omgekomen militairen van de Royal Canadian Air Force.

Indrukwekkend mag het Nederlandse oorlogsmonument voor Stoffer Holtjer worden genoemd: een geknielde vrouwenfiguur geplaatst op witte sokkel met de tekst: ALLEN GEDENKEN WIJ IN U / STOFFER HOLTJER / DIE VOOR DE VRIJHEID VIELEN. Stoffer Holtjer was gemeenteveldwachter en lid van het verzet.

Een aantal andere monumenten trekt eveneens de aandacht. 

Het grafmonument van het echtpaar Bähler-Boerma

Het grafmonument van het echtpaar Bähler-Boerma.Het is een monument vol van symboliek, die enigszins te begrijpen valt als men zich verdiept in de levens van het echtpaar Bähler-Boerma. Op de vier hoeken van het monument staan obelisken, die door kettingen met elkaar zijn verbonden. Deze kettingen vormen als het ware de afbakening van het domein van de doden en dat van de levenden. Aan de kettingen zijn bollen van beton gehangen door middel van metalen hengsels in de vorm van het ankhteken. Het ankhteken is een lusvormig kruis, dat als oud Egyptisch symbool staat voor leven.

Midden op het monument draagt een vijfde obelisk, die ver uitsteekt boven de vier op de hoeken, de namen van Dr. Louis Adriën Bähler en zijn echtgenote Gezina Boerma. Symboliseert de obelisk, bekend vanuit het oude Egypte, met zijn vier zijden de vier windstreken en macht, hij wordt ook in verband gebracht met de scheppingsheuvel uit de godsdienst van oud-Egypte. Soms werden obelisken, voorzien van namen, aangetroffen bij de ingang van rotsgraven. De vraag rijst wat de bollen betekenen, die door twee gekruiste banden of cirkels omgeven zijn. Symboliseren zij de wereld, die door het leven-teken wordt vastgehouden of zijn het mandala's, cirkels met daarin andere cirkels, die symbool staan voor verdieping, verinnerlijking?

Dr. Louis Adriën Bähler werd in 1867 geboren in Kesteren als zoon van ds. L.H.A. Bähler, een geslacht van Zwitserse origine. Louis Adriën Bähler studeerde van 1886 tot 1893 theologie aan de Groninger Academie. Een studie, die hij afsloot met een promotie. De titel van zijn proefschrift luidde: De Messiaanse heilsverwachting en het Israëlitisch koningschap. Van 1895 tot 1902 was hij predikant van de hervormde gemeente Schiermonnikoog. In deze periode gaf hij lezingen voor de eilandbewoners over de natuur, de Indische mystiek en het Boeddhisme. Herhaaldelijk waren er conflicten met de kerkelijke autoriteiten vanwege zijn vrijzinnigheid en zijn politiek sociale inzichten. Moderne theologen en schrijvers als Ibsen en Tolstoj hebben Bähler in zijn denken gevormd. Op vele manieren droeg hij het vrijzinnige gedachtengoed uit, terwijl hij zich bewoog in de kring van christen-anarchisten. Zijn stellingname voor het weigeren van militaire dienst resulteerde in 1915 in het Manifest der Dienstweigeraars, dat ook werd ondertekend door de dichteres Henriette Roland Holst. Dit leverde hem een veroordeling op wegens een poging tot opruien. Inmiddels had een conflict met de classis Dokkum van de Nederlandse Hervormde kerk hem Schiermonnikoog doen verlaten. In 1902 werd hij predikant te Oosterwolde, voor hem een gelukkige tijd al werd hij in 1904 door de provinciale kerkvergadering bij de synode aangeklaagd vanwege de ideeën, die hij had neergelegd in een uit het Duits vertaald geschrift Het "christelijk" barbarendom in Europa. In het voorwoord schreef Bähler, dat het Christendom nog wat kon leren van het Boeddhisme. Door de synode werd hij vrijgesproken. Deze vrijspraak werd echter de aanleiding tot het oprichten van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde kerk in 1906. Aduard werd in 1909 zijn volgende gemeente. Twee jaar later legde hij het ambt neer na conflicten met de kerkenraad inzake zijn barmhartige houding jegens een zedendelinquent en vestigde hij zich op het landgoed Lemferdinge te Eelde. Zowel enkele preken uit de periode Aduard als berichten in dagbladen duiden er echter op dat Bähler juist kritisch was tegenover de te lankmoedige houding van de kerkenraad en zelfs van ouders van gedupeerde kinderen. Zeer grote belangstelling had Bähler voor de niet-christelijke godsdiensten en in 1919 verscheen van zijn hand het standaardwerk Het Boeddhisme. Op Lemferdinge heeft Bähler zich samen met een huisarts beziggehouden met iriscopie en dat met redelijk succes. Louis Adriën Bähler overleed 22 maart 1941. Op zijn naamplaat lezen we: VAN LICHT TOT LICHT.

In 1894 trouwde Gezina Boerma, die toen 20 jaar oud was, met Dr. L.A. Bähler. In het Groningse Warffum had zij, een boerendochter, de drie-jarige HBS gevolgd. Met haar echtgenoot was ze diep onder de indruk van de werken van Tolstoj. Dit leidde tot zeer bewuste keuzes met betrekking tot hun leefwijze: nadruk op de vrijheid van het individu en diens innerlijke, zedelijke en sociale motivatie om tot een betere wereld te komen. Dat hield in: geen geweld, geen drank, geen vlees, absolute geweldloosheid, de vrouw gelijkwaardig aan de man en tegen vivisectie. Bewust heeft het echtpaar gekozen voor kinderloosheid. Zij beschouwden seksualiteit als een "lagere" begeerte. Daar moest je bovenuit groeien. Gezina Bähler-Boerma heeft men wel genoemd de eerste maatschappelijk werkster ten plattelande. Zij was het, die de stoot gaf tot de oprichting van een dorpshuis in Paterswolde. Dat was in 1915 en het was daarmee het eerste dorpshuis in Nederland. Doel was "het verpauperde proletariaat door allerlei vormen van ontwikkelingswerk op te heffen en deel te laten hebben aan het cultuurbezit, dat toen slechts toegankelijk was voor de zogenaamde hogere klassen van de samenleving". Niet in het minst baarde haar het drankgebruik grote zorgen en de TBC, waaraan velen leden. Het is dan ook te begrijpen, dat zij de aanzet gaf tot de oprichting van een vereniging ter bestrijding van de tuberculose. Tot de oprichting van een woningbouwvereniging nam zij eveneens het voortouw. Haar grote maatschappelijke betrokkenheid leidde ertoe, dat de toenmalige Commissaris van de Koningin J. T. Linthorst Homan haar advies vroeg over de oprichting van een opbouwvereniging voor Drenthe. Die vereniging kwam er en met de vereniging de buurthuizen. In vele besturen had Gezina Bähler-Boerma zitting. Maatschappelijk werksters werden op haar advies aangesteld als directrices van die buurthuizen. Naast het maatschappelijk engagement, was zij ook politiek zeer betrokken. Van 1923 tot 1927 was zij wethouder voor de SDAP in de gemeente Eelde, waaronder Paterswolde viel. Makkelijk was zij allerminst, maar wel zeer betrokken bij de samenleving. De toenmalige gemeente besefte dat en begiftigde haar in 1949 met de eremedaille van de gemeente. Gezina Bähler-Boerma overleed op 21 oktober 1953. Op haar naamplaat lezen we: HEILIGE RICHTING / DAT IS DES LEVENS EERSTE / ZEGE AAN TE NEMEN DAT / ZIJ IS.

De graven van de familie Camphuis

Grafmonument voor de familie Camphuis.

De familie Camphuis bewoonde het huis Vennebroek op het landgoed met dezelfde naam te Paterswolde. Het was een van de vele adellijke huizen, die het tweelingdorp Eelde-Paterswolde telde. Landgoed en huis hebben een lange en rijke historie. Geslachten van naam hebben het bewoond. Het huidige huis Vennebroek dateert van 1848 en werd gebouwd op de fundamenten van het huis, dat met het landgoed was gekocht door J. H. van Iddekinge en zijn echtgenote B.E.H. Polman Gruys. In 1912 kocht P. A. Camphuis Vennebroek. De handel in steenkool legde hem geen windeieren door de opkomst van de industrie en het groeiend gebruik van steenkool. Nadat Camphuis in 1907 het Friesche Veen in Paterswolde had gekocht om er in 1909 een zomerhuis te bouwen, verwierf hij in 1912 het aangrenzende Vennebroek. Heimwee van zijn tweede echtgenote naar de grote stad deed het echtpaar Camphuis in 1919 vertrekken naar Den Haag. Zijn eerste echtgenote Hermina Kuiper was overleden op 2 februari 1914.  Bij vertrek van de ouders in 1919 vestigde zich de zoon Feico Pieter Jan Camphuis, die in dat jaar trouwde met Petronella Adriana Pierson, op Vennebroek. Naast zijn bedrijf als kolenhandelaar was Feico Camphuis ook op politiek gebied actief. In de gemeente Eelde was hij wethouder. Tijdens de 2e wereldoorlog is hij in 1942 een tijd gevangen gehouden als gijzelaar in het Brabantse Haaren. Vrijgekomen is hij werkzaamheden voor de illegaliteit gaan verrichten. Met zijn echtgenote sprak hij daar nooit over. Door verraad kwam er een eind aan. Ondergedoken in Bakkeveen, werd hij daar in 1944 gearresteerd en afgevoerd naar het concentratiekamp Neuengamme. Aan het eind van de oorlog nog naar Lübeck weggevoerd, overleed hij daar op 27 april 1945. In Eelde werd hij herbegraven.

Petronella Adriana Pierson stamde uit een predikantenfamilie. Haar vader Ds. H. J. G. Pierson was predikant geweest te Ressen bij Nijmegen, haar oom Louis Pierson predikant in de stad Groningen. Via deze oom hadden Feico en Petronella Adriana elkaar leren kennen. Bekende leden van de familie Pierson waren Ds. Pierson, predikant-direkteur van de Heldring-gestichten in Zetten en de theoloog, letterkundige en kunsthistoricus Allard Pierson. Een aantal Piersons kwamen terecht in de handel en het bankwezen: Pierson, Heldring en Pierson. Vele jaren is mevrouw Camphuis-Pierson bestuurslid geweest van het Hervormde Diakonessenhuis in Groningen. In de gemeenteraad van Eelde zat ze na de oorlog een jaar of tien als lid van de CHU. Bijzonder was, dat ze tijdens de raadsvergaderingen altijd haar hoed ophield. Op vragen hierover maakte ze de vragenstellers duidelijk, dat het niet was uit een zekere deftigheid, maar omdat er in de vergaderingen altijd zo enorm werd gerookt en die lucht in je haar bleef hangen. Kerkelijk was zij ook zeer betrokken, jaren was zij ouderling in de Hervormde gemeente van Eelde-Paterswolde. Hoewel huis en landgoed overgingen naar Natuurmonumenten, mocht mevrouw Camphuis-Pierson er blijven wonen zo lang ze dat wenste. Op 19 februari 1994 overleed ze op Vennebroek en werd ze begraven in het familiegraf te Eelde. 

De zerk van Dr. Mr. Jhr. Rengers Hora Siccama

De zerk van Dr. Mr. Jhr. Rengers Hora SiccamaIn de naam Rengers Hora Siccama herkent men de namen van de adellijke geslachten Rengers en Hora Siccama. Beide geslachten hebben vooral in Groningen, Stad en Ommeland, hun betekenis gehad. In de voornaam van Jhr. Duco Gerrold Rengers Hora Siccama herkent men de voorvader Duco Gerrolt Rengers (1750-1810), de laatste heer van Farmsum. Jhr. Duco Gerrold Rengers Hora Siccama werd op 2 december 1876 geboren in Den Haag als zoon van Jhr. Willem Adolf Werner Rengers Hora Siccama en Alida Maria Cornelia Verkuyl. Hij overleed op 7 juni 1962 te Utrecht en werd begraven te Eelde. Dit laatste zal verband houden met Eelde als woonplaats van een aantal leden van zijn familie. Zijn vader zelf heeft te Eelde huize Wilderveen bewoond. De plaat met de naam van Dr. Mr. Jhr. Duco Gerrold Rengers Hora Siccama is op het hoofdeinde geplaatst van de bestaande zerk van zijn overgrootvader Mr. Wiardus Hora Siccama, heer van Farmsum, Ten Post en Oosterbroek. Deze was notaris te Hoogezand en woonde op huize Oosterbroek te Eelde, waar hij op 4 december 1849 overleed en begraven werd. De zerk ernaast is die van zijn tweede echtgenote Anna Maria Catharina Modderman. Zij overleed op 3 mei 1841 op Oosterbroek. Beide zerken met de toegevoegde plaat dekken drie graven. De zerken zijn voorzien van de familiewapens, waarbij het wapen van de familie Modderman in het alliantiewapen erg beschadigd is. Dat wapen moet een drijvende watermoddermolen voorstellen. De horizontale strepen, die nog enigszins zichtbaar zijn, zijn van de schuit, waarop de moddermolen stond.

Duco Gerrold Rengers Hora Siccama promoveerde in Utrecht op het proefschrift De geestelijke en kerkelijke goederen onder het canonieke, het gereformeerde en het neutrale recht. Al snel na zijn promotie in de rechten in 1905 werd hij hoogleraar in Utrecht met als opdracht de encyclopaedie der rechtswetenschap, het oud-vaderlandse recht en zijn geschiedenis. In 1942 legde hij het ambt van gewoon hoogleraar neer en werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de rechtsfilosofie. Zijn benoeming tijdens de bezetting tot buitengewoon adviseur bij het departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming en een benoeming tot lid van de Nederlandsche Kultuurraad leidde in 1945 tot ontslag en aanvankelijk met intrekking van alle pensioenrechten. Men oordeelde, dat hij in ernstige mate tekort was geschoten in het betrachten van de juiste houding in verband met de bezetting. Wel erkende men, dat hij blijk had gegeven van goede vaderlandse gezindheid en in bepaalde opzichten tegenover de bezetter een afwijzende houding had aangenomen. Uit zijn eerste huwelijk met Maria Dorothea Elfriede Nielbeck, dat uitliep op een scheiding, werd een zoon geboren, die in het verzet de dood vond. Deze zoon Wiardus Jacob Hendrik Duco Rengers Hora Siccama, die werd geboren in 1916 in Düsseldorf, diende als 2e luitenant bij de Cavalerie, was actief in het verzet tijdens de 2e wereldoorlog en overleed te Apeldoorn op 1 februari 1945. Hij werd aanvankelijk begraven te Ugchelen, maar later herbegraven in Loenen (Gld.) Vak D grafnummer 389.

Het tweede huwelijk met Jacqueline Adriènne Justine baronesse van Nagell bleef kinderloos. Hoewel men meer publicistisch werk van hem had verwacht, verschenen van zijn hand een aantal doorwrochte boekbesprekingen, een aantal artikelen en het essay Natuurlijke waarheid en historische bepaaldheid. De uitvoerige studie Homo iuridicus werd opgenomen in zijn Verspreide Geschriften, dat zijn opvolgers het licht lieten zien. In het jaar van zijn overlijden gaf hij nog het essay Paradox uit. Wat van deze rechtshistoricus en rechtsfilosoof gezegd kan worden is, dat hij in zijn levensbeschouwing en zijn levenshouding een duidelijk onderscheid maakte tussen het standpunt van de speler en dat van de toeschouwer. Omwille van de zuiverheid van de wetenschapsbeoefening stelde hij zich zeer beslist op dat van de toeschouwer. Het brak hem op, toen hij zich tijdens de bezetting bewoog op dat van de speler. Door zijn hoog en breed ontwikkelde eruditie moet hij een fascinerend leermeester en gesprekspartner zijn geweest. 

 

Literatuur

  • Herma Kamphuis; Groninger borgen en Drentse Havezathen, Walburg Pers 1995
  • W.R. Foorthuis e.a.; Drenthe, gids voor cultuur en landschap De Ploeg 2002
  • J.J.M. van der Ven; 'Rengers Hora Siccama, Jhr. Duco Gerrold (1876-1962)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. Den Haag 1979
  • S.J. Visser, 'Bähler, Louis Adriën (1867-1941)', in Biografisch Woordenboek van Nederland
  • Marion Hoogendijk e.a. Krüderige Wieven, Drentse vrouwen in de 20e eeuw Zutphen 1991
  • Encyclopedie van Drenthe, Koninklijke van Gorcum 2003 

Bronnen

  • Dhr. E. Stapelveld Gegevens mbt Jhr. D.G. Rengers Hora Siccama
  • Mr. E. Wolleswinkel, secretaris van de Hoge Raad van Adel: Gegevens Rengers Hora Siccama
  • Afd. Burgerzaken Gemeente Tynaarloo: gegevens met betrekking tot de graven der Hora Siccama's 

Websites

  • Over leden geslacht Rengers Hora Siccama (RED: niet meer raadpleegbaar)
  • Drents Landschap

 

 

 


Geschreven: 11 augustus 2004
Aangepast: 08 januari 2022
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Drenthe

 

Als boete voor het sneuvelen van bisschop Otto II van Lippe moesten de inwoners van Drenthe na de slag bij Ane in 1227 in de buurt van dat slagveld een klooster stichten voor nonnen. Dat klooster, Maria in Campis, ging deel uitmaken van de orde der Cisterciënzers en werd een dochterklooster van de abdij Aduard. Omstreeks 1260 werd het klooster verplaatst naar de nederzetting Hassen, het latere Assen. In 1460 vond een verandering van orde plaats en werd het klooster onderdeel van de orde der Trinitariërs. Deze orde belastte zich ondermeer met het loskopen van christenen die in handen gevallen waren van moslims. Naast de nonnen bestond de kloostergemeenschap uit lekebroeders en proveniers. De laatstgenoemden waren mannen, die zich voor een bepaald geldbedrag (prove) hadden ingekocht in de kloostergemeenschap. Het spreekt, dat voor de kloosterlingen bij de kloostergebouwen ook een kerkhof moest worden aangelegd. Dat kerkhof kwam aan de noordkant van de Abdijkerk te liggen.


Geschreven: 10 januari 2002
Aangepast: 04 januari 2022
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Drenthe

 

 

Zicht op het bosje met de tombe van de familie RebenscheidtEen karrenpad voert langs een aardappelveld naar een bosje, dat zich op enige afstand bevindt van de Tramweg; de weg die de stille kant vormt van de Drentse Hoofdvaart. Het bosje bevindt zich achter een boerderij met een wit voorhuis, dat een zekere voornaamheid uitstraalt en doet denken aan een havezathe of borg. Zo kent men de boerderij op Smilde ook, als "de borg", als herinnering aan het vroegere landgoed. Op het landgoed woonde eind achtiende, begin negentiende eeuw het echtpaar Rebenscheidt-Buschman.