Utrecht
De stad Leerdam ligt in een bocht van de rivier de Linge en wordt in 1143 voor het eerst vermeld als Ter Lede of Ter Leede. Het vormde een heerlijkheid van de Heren van der Lede en zou vanaf 1498 met het land van der Leede, de heerlijkheid Schoonrewoerd en het Overeind van de heerlijkheid Spijk samen het graafschap Leerdam vormen. Het gebied was eigendom van de heren Van Egmond en na het huwelijk van Anna van Egmond met Willem van Oranje in 1551 zouden de Oranjes tot 1795 als graaf van Leerdam functioneren, daarna werd het een eretitel. Het graafschap maakte formeel geen deel uit van de Republiek die in 1588 was ontstaan, wat betekende dat het eigen wetten hanteerde en regeringsvoorschriften dienden persoonlijk te worden goedgekeurd door de graaf. Om die reden was Leerdam, net als het nabijgelegen IJsselstein, Vianen en Buren, een vrijplaats voor vluchtelingen en criminelen. Onder hen ook een aantal Joden die elders schulden hadden.
De band tussen Nederland en het toenmalige Nederlands-Indië was veelzijdig. Veel Nederlanders die naar Indië waren vertrokken, verpandden hun hart aan Insulinde, de koosnaam voor de koloniale archipel. Andersom was Nederland vooral het land voor een opleiding van jongens van gegoede families. Met name eind negentiende eeuw en daarna kwamen veel jonge Indonesiërs voor hun studie naar Nederland. Ze hielpen daarna in Nederlands-Indië bij het verbeteren van de gezondheidszorg en droegen daarmee bij aan de toenemende economische welvaart. Dat ze daarbij ook andere ideeën opdeden was de Nederlandse regering een doorn in het oog.
Soestbergen, de oudste gemeentelijke begraafplaats van Utrecht, is een bron van vele grote en kleine verhalen. In de negentiende eeuw was het de belangrijkste begraafplaats van de stad Utrecht. Aangelegd door de befaamde landschapsarchitect Jan David Zocher jr. kent de begraafplaats met haar verschillende uitbreidingen vele verborgen hoekjes. Gedurende elk seizoen openbaart de begraafplaats zich op een andere wijze, waarbij in de lente en zomer graven worden omsloten door het groen en ze in het najaar en de winter weer zichtbaar worden.
Door de industriële ontwikkeling van Veenendaal liep het inwonertal begin twintigste eeuw snel op. In 1880 telde Stichts Veenendaal 4.148 inwoners, terwijl dat in 1910 al opgelopen was tot 6.140. In het Gelderse deel van Veenendaal ging de groei ook hard en de verwachting was niet dat de aantallen zouden stabiliseren. De algemene begraafplaats uit 1829 dreigde niet alleen snel vol te raken, ook de bebouwing rukte snel op. Uitbreiding ter plekke was niet meer mogelijk en bovendien niet wenselijk, zodat de gemeente op zoek moest naar een geschikte plek voor een nieuwe begraafplaats.
De gemeentelijke begraafplaats Eiteren in IJsselstein is een typische stadsbegraafplaats die zijn oorsprong vindt in de politieke en bestuurlijke ontwikkelingen van de eerste decennia van de negentiende eeuw. De begraafplaats heeft zich daarna ontwikkeld met een geheel eigen identiteit. Sinds 1829 zijn hier duizenden mensen begraven op een relatief kleine oppervlakte.
In 1833 liet de rijke Utrechtse lakenhandelaar Hendrik Ravee zich begraven op de voormalige voorburcht van kasteel Schonauwen, tegenwoordig gelegen midden in een woonwijk van Houten. Die keuze is waarschijnlijk een direct gevolg van het feit dat het vanaf 1 januari 1829 niet meer was toegestaan in kerken te begraven en met name rijke landeigenaren kozen voor een laatste rustplaats op eigen grond.
Het relatief jonge Veenendaal kent naast een gemeentelijke en een katholieke begraafplaats eveneens een joodse begraafplaats. Deze kwam er echter niet al in de zeventiende of achttiende eeuw, maar pas in 1900. Toch kende Veenendaal al vanaf het midden van de zeventiende eeuw een joodse gemeenschap en later zelfs een tijdje twee. Dat laatste had met name te maken met feit dat Veenendaal destijds een Gelders en een Utrechts deel kende.
In de vijftiende-eeuwse kapel van het St. Pieters en Bloklands Gasthuis te Amersfoort bevindt zich een zerk die ingemetseld is in de vloer. In de grijs-zwarte steen is een wapen uitgehakt, waaronder staat: Aernt van Zevender, obiit die 28 octobr[is] 1628. Eind 2017 begint onze zoektocht naar deze Aernt. Wie is hij en waarom bevindt zijn zerk zich in deze kapel?
Ten noorden van Veenendaal bevond zich in de achttiende eeuw een katholiek buurtschap met een eigen kerk. De buurt werd ook wel de Buursteeg genoemd. Door de snelle groei van de industriële nijverheid in Veenendaal halverwege de negentiende eeuw nam ook daar het aantal inwoners gestaag toe. In 1859 werd hier daarom een nieuwe kerk gebouwd. Niet veel later volgde een begraafplaats.
Nadat in Veenendaal een aantal eeuwen begraven was in en bij de Oude kerk, dwong provinciale regelgeving de hervormde gemeente in 1829 om hiermee te stoppen. Niet ver van de kerk, een paar honderd meter naar het westen, werd door de burgerlijke gemeente een nieuwe begraafplaats in gebruik genomen. Destijds lag deze begraafplaats nog buiten de bebouwde kom van Veenendaal.