Skip to main content

Oost-Souburg - Admiraals in verval. Onbekend door tijd, maar bekend door daad.

05 juni 2025

VICE-ADMIRAAL G. VERDOOREN VAN ASPEREN RMWO (* 1757 – † 1824).

VICE-ADMIRAAL A.J. DE SMIT VAN DEN BROECKE RMWO (* 1801 – † 1875).

 

A trip down memory lane

In juni 1972 ben ik door overplaatsing van mijn vader, toen werkend bij de Koninklijke Marine, neergestreken en opgegroeid in Oost-Souburg. Oost-Souburg was in 1972 een rustig 'Karolingisch' dorpje onder de rook- en lasdampen van Vlissingen. Oost-Souburg was in die tijd nog een mengeling van het nostalgisch dorpse, uitbreidend met inwoners die in de groeiende industriële vaart benodigd waren, zoals onder andere bij de NV Schelde Scheepsbouw, Pechiney Aluminium producent en de Kerncentrale in Borssele.

De slag bij Camperduin, geschilderd door de Engelsman Thomas Whitcombe in 1798.De slag bij Camperduin, geschilderd door de Engelsman Thomas Whitcombe in 1798.

Fast forward naar juni 2022: inmiddels vele malen verhuisd, maar realiserend dat het vijftig jaar geleden is dat ik in Oost-Souburg ben komen wonen, was het tijd om de plekken van mijn jeugd te gaan bekijken. De locatie van mijn kleuterschool, inmiddels afgebroken. Lagere school, inmiddels ook afgebroken, in de heropbouw fase maar 180 graden verkeerd, en zo ook een kijkje genomen bij het monument in de kerktuin van de protestantse kerk “Open Haven” aan het Oranjeplein 2, waarvan ik mijzelf altijd afvroeg wie of wat er herdacht wordt.

Aangekomen bij het monument in de kerktuin, trof ik daar de tuinman. Informerend naar achtergrond van het monument, wist hij mij te vertellen dat hij daar geen antwoord op kon geven, maar hij vertelde mij wel dat het monument in de weg stond en dat hij hoopte dat het snel weggehaald zou worden. Ik verbaasde me over de opmerking van de tuinman, monumenten staan er namelijk met een reden. Het monument wat beter bekijkend en de tekst op het voetstuk/basement proberend te ontcijferen, las ik dat het ging om Viceadmiraal Verdooren van Asperen, drager van de Militaire Willems-Orde.

Wie was Viceadmiraal Verdooren van Asperen?

De geschiedenis van de Nederlandse marine telt vele bekende zeehelden, maar vreemd genoeg behoort de viceadmiraal Gerrit Verdooren, CMWO daar niet bij. Toch is deze Commandeur in de Militaire Willemsorde in zijn tijd niet alleen door het volk bejubeld en toegezongen, maar gaven ook veel gedichten blijk van zijn onverschrokken dapperheid. Bovendien was hij het die tijdens de omwenteling in 1813 (het verjagen van de Franse overheersing waardoor Nederland weer zijn zelfstandigheid verkreeg), op de toren van het Amsterdamse stadhuis op de Dam een grote Nederlandse vlag met een oranje strik liet hijsen. Dit bijzondere vlagvertoon was de geboorte van de huidige traditie, om met een vlag en een oranje wimpel loyaliteit aan het Oranjehuis te tonen. Dat hij desondanks geen onsterfelijke roem heeft verworven, komt mijns inziens doordat historici nimmer de moeite hebben genomen om hem in een helder licht te plaatsen. Er is zelfs geen serieuze poging gedaan om over deze opmerkelijke marineofficier de meest eenvoudige gegevens zoals geboorte-, doop- en overlijden boven water te krijgen. Ook bleef men hem ten onrechte aanduiden met de naam Verdooren van Asperen. Indien men echter de uitvoeringsbepalingen van het betreffende Koninklijke Besluit was nagegaan, had men geweten dat hij daaraan niet had voldaan, zodat hij nimmer deze naamtoevoeging daadwerkelijk heeft verworven. Helaas geeft zelfs het boek 'Kroniek de Zeemacht; Gedenkwaardige gebeurtenissen uit vijf eeuwen Nederlandse marine geschiedenis' ons geen nadere informatie, blijkbaar zijn de gebeurtenissen rond Gerrit Verdooren niet bekend dan wel niet vermeldenswaardig bevonden. In dit artikel daarom enige gedenkwaardigheden uit zijn marine leven.

De marineofficier Gerrit Verdooren werd geboren en gedoopt te Bergen op Zoom op respectievelijk 6 en 9 februari 1757. Hij was het tweede kind uit een gezin van vijf kinderen (drie jongens en twee meisjes) van de broodbakker Pieter Verdooren en zijn echtgenote Maria Tegelaar, van beroep lintmaakster. Vanaf 10 december 1814 mocht hij de persoonlijke titel 'Heer van Asperen' (titulair) voeren.

Portret van viceadmiraal Gerrit Verdooren, geschilderd door Adriaan de Lelie in 1815 (Collectie Zeeuws Museum, Middelburg).Portret van viceadmiraal Gerrit Verdooren, geschilderd door Adriaan de Lelie in 1815 (Collectie Zeeuws Museum, Middelburg).

Verdooren vervulde als marineofficier diverse functies in verschillende rangen; zo voerde hij onder andere het commando over tal van schepen waaronder het linieschip 'Delft' (1795-1797), was commandant der marine in Zeeland (1808), directeur en commandant der marine bij het Noordelijk Departement (1808-1810), chef militaire van het 1e arrondissement te Amsterdam (1811-1813), commandant der marine te Amsterdam (1813-1814) en viceadmiraal in dienst van Z.M. Willem I de Koning der Nederlanden. Op 2 december 1813 kreeg hij een Gouden Gedenkpenning – door koning Willem I uitgereikt – met een schriftelijke eerbetuiging ter erkenning van de ijver en ‘welmenendheid’ waarmee hij in de eerste ogenblikken van de revolutie de werkzaamheden van het bestuur had ondersteund. Op 8 juli 1815 werd hij door de koning benoemd tot Commandeur in de Militaire Willemsorde (KB nr. 16). Daarnaast verkreeg hij al eerder (in Franse dienst) de volgende onderscheidingen:

  • Ridder in de Orde van de Unie/Grand Ordre de I'Union (1 januari 1807). Deze onderscheiding werd op 14-2-1807 qua naam veranderd in Koninklijke Orde van Holland/Ordre Royal de Hollande en op 23 november 1807 opgeheven, op 6 februari 1808 vervangen door de Koninklijke orde van de Unie/Ordre Royal de I'Union;
  • Commandeur in laatstgenoemde orde (1 januari 1810) welke in 1810 werd opgeheven en vervangen door de Orde van de Reünie/Ordre de la Reünie;
  • Commandeur in de Orde van de Reünie/Ordre de la Reünie (29 januari 1812).

Verdooren kreeg eervol ontslag op 30 augustus 1815 en werd gepensioneerd in 1817, doch bleef ter beschikking van de koning.

Wat zijn persoonlijke leven betreft weten we dat Verdooren op 15 juli 1788 in Sluis huwde met Adriana Elisabeth Westerwijk Forstborgh, die op 6 augustus 1796 overleed te Oost- Souburg. Hij hertrouwde te Oost-Souburg op 16 juli 1798 met Catharina Maria Brand (weduwe van kapitein ter zee Lodewijk (Louis) Willem van Rossum). Catharina overleed in Amsterdam op 25 december 1810. Vervolgens trouwde hij in Amsterdam op 16 oktober 1811 met Elisabeth Henriette des H.R. Rijksgravin van den Boetzelaer, vrouwe van Langerak. Zij overleed in Amsterdam op 12 januari 1813. Verdooren trouwde daarna voor de vierde keer, nu met Wilhelmina Maria Haack in Amsterdam op 2 mei 1814. Zij overleefde hem en overleed in Amsterdam op 2 februari 1857.

Gerrit Verdooren overleed op 30 oktober 1824 op zijn landgoed Doorenlust aan de Paspoortstraat te Oost-Souburg. Hij werd in het dorp begraven bij de Oude Hervormde kerk (nu met de naam "Open Haven") aan het huidige Oranjeplein. Zijn grafmonument is nog aanwezig in de kerktuin doch verkeert in erbarmelijke staat.Het monument voor Verdooren van Asperen op het kerkhof.Het monument voor Verdooren van Asperen op het kerkhof in 2022.

Een stormachtig begin

Eigenlijk was het de bedoeling van Gerrit Verdooren om notaris te worden, maar door het uitbreken van de 4e Engelse oorlog (1780-1784) en de vraag naar zeelieden, besloot hij naar zee te gaan. Op 12 februari 1781 trad hij op 24-jarige leeftijd als apointe (adelborst) in dienst bij het Admiraliteitscollege in Zeeland en werd als tweede schrijver geplaatst aan boord van het fregat 'Walcheren' (24 stukken). Spoedig daarop werd hij luitenant ter zee en werd mede door gebrek aan officieren vrij snel bevorderd. Hij bleek uit het juiste hout gesneden, want toen tijdens zwaar weer op de Doggerbank het linieschip 'de Unie' (64 stukken) op 19́ oktober 1782 kapseisde en de gehele bemanning omkwam en tijdens een hevige twee dagen durende storm (3 en 4 juli 1784) in de Middellandse zee zijn linieschip 'Hercules' (64 stukken) zwaar averij opliep - en het fregat 'Drenthe' (64 stukken) omsloeg waardoor ook daar alle 450 bemanningsleden verdronken -, was dit voor hem geen reden om de marine te verlaten. Daarnaast bleek ook al vroeg zijn onverschrokkenheid. Zo ging hij tijdens de schipbreuk van zijn schip het linieschip 'Zierikzee' (64 stukken) op 3 november 1782 in het Skagerrak (bij de noordpunt van Denemarken), van de twintig overlevenden als een der laatsten van boord van het uit elkaar geslagen schip en keerde vervolgens via land terug.

Marmietenoorlog

De Marmietenoorlog (8 oktober 1784), een wat grote term voor een incident, vloeide voort uit de afsluiting van de rivier de Schelde eind zestiende eeuw. In 1784 eiste de Oostenrijkse keizer Josef II (1741- 1790) een vrije doorvaart door de Schelde. De Staten-Generaal van de Republiek der Verenigde Nederlanden wilde daar niet aan toegeven en gaven de Admiraliteit van Zeeland daarop opdracht om de Schelde strikt gesloten te houden. Korte tijd later werd aan de opdracht toegevoegd dat daarbij geen kanon of geweer gebruikt mocht worden. Maar deze aanvullende opdracht kwam te laat bij de bevelhebbers aan. Verdooren diende toen als tweede officier aan boord van de kotter van den staat 'Den Dolphijn'. Tijdens deze blokkade op de rivier de Schelde kreeg hij van zijn commandant luitenant ter zee Tobias Tak Cuperus opdracht schipper Lieven van Iseghem van de onder keizerlijke vlag varende koopvaardijbrik 'Louis' door praaien te vragen en zo nodig te sommeren zijn reis te staken en het anker uit te werpen. Toen de schipper van de 'Louis' daar bij herhaling geen gehoor aan gaf, hees hij in zijn sloep het daarop betrekking hebbende sein en keerde terug naar 'Den Dolphyn'. Zijn commandant gaf, na de schipper nog zelf geordonneerd te hebben om te ankeren, enkele waarschuwingsschoten voor de boeg. Toen de schipper bleef weigeren opende hij het vuur op de brik waarop het schip de vlag streek, terstond bijdraaide en het anker uitwierp. Gezien de politiek gevoelige kwestie werd Verdooren daarop met een door zijn commandant opgemaakt verslag naar de Commandant der Zeemacht in Zeeland gezonden om daar mondeling de nodige toelichting te geven. Hoewel het geheel vervolgens nog wel enige politieke consternatie gaf, kwam alles uiteindelijk goed, doch Nederland balanceerde toen wel even op het randje van oorlog.

Dappere daden

Op 1 februari 1793 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Engeland en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. In september 1794 gaf de vlootvoogd luitenant-admiraal Jan Hendrik van Kinsbergen opdracht aan schout-bij-nacht Frederik Alexander Meurer, de commandant der zeemacht op de rivier de Schelde, om op de rivier een voor fort Kruisschans voor anker liggende gewapende Franse gaffelschoener te kapen. De uitvoering van deze opdracht werd opgedragen aan de kapitein-luitenants ter zee Gerrit Verdooren (commandant van het fregat Minerva) en Arnold Christiaan Leopold van Dirckink. In het donker overmeesterden zij ieder in een bewapende sloep en ondersteund door de brik 'La Levrette' het Franse schip. De La Levrette was overigens zelf een voormalig Frans schip, bewapend met zes stukken, dat op 12 september 1793 op de Rio de La Goa - in het huidige Mozambique - samen met de brik Le Penn bij de VOC-handelspost door de Nederlanders was ingenomen om vervolgens in 1794 ingezet te worden bij de verdediging van Zeeland. Toen de manschappen van Verdooren het schip wegsleepten, raakte het aan de grond, waardoor de Franse militairen in het fort gealarmeerd werden en er een vuurgevecht ontstond. De beschieting was zo hevig, dat het niet veilig was de vloed af te wachten om het schip alsnog te kunnen wegslepen. Verdooren gaf daarop het bevel om het schip in brand te steken, waarna het tot de waterlijn afbrandde. De bemanning van de schoener werd door hen als krijgsgevangenen afgevoerd.

Toen in oktober daaropvolgend bleek dat bij Doel aan de oever van de Schelde een zevental schepen waren verzameld voor een vermoedelijke aanval op de Republiek, kwam Verdooren wederom in actie. Onder zijn leiding werden deze schepen onder de Franse wacht vandaan gesleept. Bij deze afhaaltochten had Verdooren grote moed getoond, hetgeen ook bij de Admiraliteit niet onopgemerkt bleef. Verdooren ontving daarom lof en goedkeuring bij resolutie van de Admiraliteit en bovendien ook mondeling van de vlootvoogd.

Slag bij Camperduin

Inmiddels was Stadhouder Willem V naar Engeland gevlucht en veranderde de Staten-Generaal van het nieuwe bewind de naam van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in Bataafse Republiek (1795). Vanwege de hierboven genoemde oorlog kwam het op 11 oktober 1797 tot een treffen tussen de Bataafse en de Engelse vloot. Deze zeeslag ging de geschiedenis in als de Slag bij Camperduin. Daarin voerde Verdooren als kapitein ter zee het bevel over 's-Lands schip van oorlog 'Delft', een linieschip met 60 stukken, dat door een overmacht aan Britse oorlogsschepen zo vernietigend werd beschoten dat het - na dapper verweer - uiteindelijk de vlag moest strijken en zich overgaf. De Engelsen namen vervolgens bezit van het zwaar beschadigde en inmiddels mastloze schip, dat echter niet meer te redden viel en een paar dagen later voor de kust van Scheveningen zonk. Kapitein ter zee Verdooren en zijn nog overgebleven bemanning werden krijgsgevangen gemaakt (van de 376 bemanningsleden waren er 43 gesneuveld, 97 meest zwaargewond en toen het schip zonk, verdronken nog eens 113 mannen). Hoewel in krijgsgevangenschap mocht hij uit achting zijn degen behouden. Maar de Britse admiraliteit ging nog een stap verder, zij gaf uit respect voor hem en zijn dappere bemanning opdracht - en dat was uniek in de krijgsgeschiedenis ter zee - om het eveneens veroverde oorlogsschip 'Hercules' (64 stukken) om te dopen in 'Delft'. Na enkele maanden werd Verdooren op erewoord vrijgelaten. Dit gebeurde nadat hij had beloofd om, zolang hij niet was uitgewisseld, in deze oorlog niet meer tegen de Britten of hun bondgenoten te vechten. Hij keerde vervolgens terug naar de Republiek. Daar bleek dat de roem over zijn dapper gedrag hem al vooruit was gesneld, zodat hij bij terugkomst in zijn woonplaats Sluis door het volk werd toegezongen. Op 30 januari 1798 werd hij te Middelburg in de Vaderlandsche Sociëteit gehuldigd. Naast een toespraak werd hij toegezongen met een lied dat begon met 'Welkom, welkom, Held Verdooren' en waren er tevens verschillende gedichten te horen van onder andere de nu nog bekende schrijfster en dichteres Petronella Moens. Maar naast de 'Delft' verloor de Republiek in deze zeeslag nog acht andere schepen aan de Britten en waren er ongeveer 1.400 gesneuvelden en gewonden te betreuren, terwijl circa 3.000 krijgsgevangenen in Engeland verbleven. Men eiste daarom een streng onderzoek naar het hoe en waarom van deze ongelukkige afloop. Om die reden werd een Hoge Zeekrijgsraad benoemd om het gedrag van alle officieren aan een nader onderzoek te onderwerpen. Ook Verdooren werd gedagvaard. De krijgsraad sprak hem echter vrij van enig plichtverzuim en erkende zijn betoonde dapperheid bij de verdediging van zijn schip. Begin 1800 werd hij officieel uitgewisseld, zodat hij vervolgens weer volledig inzetbaar was.

Geen zee te hoog

In 1803 brak weer oorlog uit met Engeland, waardoor dit land onder meer overging tot het blokkeren van de Bataafse zeehavens. Zo kruiste in begin november 1804 voor de haven van Texel een Engels eskader onder bevel van rear-admiral (schout-bij-nacht) T.M. Russel. Om zich bij dit eskader te voegen, verliet op 18 november 1804 HMS 'Romney' (50 stukken) de haven van Yarmount. Het schip stond onder bevel van captain ‘the Honorable’ John Colville. Ets uit 1805 van het verlies van De Romney, getekend door Richard Corbould, geëtst door W. Grainger, en gepubliceerd door J. Stratford.Ets uit 1805 van het verlies van De Romney, getekend door Richard Corbould, geëtst door W. Grainger, en gepubliceerd door J. Stratford.Op 19 november 1804 liep het schip echter uit koers door een misrekening van de loodsen en kwam in zeer dichte mist op zware zee, waardoor het op het zuidwestelijk deel van de zandbank Noorderhaaks aan de grond liep. Met kanonvuur werd daarop getracht om voor redding de aandacht van het eskader te trekken. Vergeefs echter, daar de formatie door de zware zee niet meer in de buurt was. Na veel pogingen om aandacht te trekken van de vaste wal, stond de kapitein toe dat een deel van de bemanning met de reeds zelfgemaakte vlotten het schip verliet. Inmiddels was het luitenant Baker gelukt om de Bataafse marineautoriteiten in te lichten. Kapitein ter zee 1e klas (deze benaming wordt later commandeur) Verdooren organiseerde terstond een reddingsactie en vertrok zelf - ondanks zijn hoge rang en de ruwe zee - vrijwillig met zeven sloepen naar het wrak. In de middag toen aldaar het vijfde en laatste vlot op punt stond het wrak te verlaten, zag men de zeven sloepen komen waarvan één de witte vlag voerde. De kapitein liet nu alle wapens overboord gooien. Toen de boten langs het wrak kwamen groette Verdooren zijn schip en zei dat als kapitein Colville bereid was om zich en zijn bemanning over te geven, hij zou zorgdragen dat zij allen in veiligheid zouden worden gebracht. Colville ging daarop akkoord en verklaarde zich met zijn bemanning krijgsgevangen. Voor het vallen van de avond was de gehele bemanning in veiligheid gebracht. Een en ander bracht ook voor de marine voordeel omdat de krijgsgevangen bemanning kon worden uitgewisseld tegen de gevangen Bataafse zeelieden die in Engeland verbleven. Doch vooruitlopend daarop mocht kapitein Colville met acht van zijn officieren alvast naar Engeland vertrekken. Voor de redding en behandeling van zijn mannen stuurde rear-admiral Russel op 02 december 1804 de Bataafse marineautoriteiten een brief waarin hij onder meer zijn dank uitsprak over de redding en menslievende behandeling die -zo benadrukte hij- onder gevaarlijke omstandigheden werd uitgevoerd en dit alles ondanks het feit dat beide landen met elkaar oorlog voerde.

Oranje boven

Nadat in de periode 16 tot 19 november 1813 de Franse keizer Napoleon in de Volkerenslag bij Leipzig was verslagen, trokken de Fransen troepen zich overal langzaam terug. Als gevolg daarvan ontstonden in ons door het Franse keizerrijk overheerst land relletjes en ook hier trokken de Fransen militairen en gezagdragers zich nu langzaam terug naar Frankrijk. De omwenteling was thans een feit, maar ging bepaald niet zonder slag of stoot, doch door het initiatief van een aantal dappere mannen op leidinggevende posities en door de toejuichingen van het Oranjegezinde volk was er gelukkig nauwelijks sprake van een bloedige revolutie. Ook Verdooren, inmiddels schout-bij-nacht en chef militaire van het 1e arrondissement te Amsterdam, had zich meteen bij de onafhankelijkheidsbeweging aangesloten en ontslag genomen uit de Franse dienst. Hij was hiermede een van de eerste vlagofficieren. In zijn ontslagbrief aan de Franse minister van marine in Parijs schreef hij onder meer:

'Ik ben een geboren Hollander. Ik zie met de hoogste voldoening de gebeurtenissen, welke mijn vaderland weder plaats zullen doen nemen in den rang van vrije volkeren. En ik acht mij ten duurste verplicht, om met alle mijn krachten, de hand te bieden aan het grootsche doel van des zelfs herstelling.'

Dol van vreugde werden nu overal in het land niet alleen rood-wit-blauwe vlaggen uitgestoken, maar ook de door de Franse overheid verboden oranje vlag. Op 24 november 1813 zorgde Verdooren voor een unicum; hij liet op de toren van het paleis op de Dam een grote Nederlandse vlag met een oranje strik hijsen. Uiteraard was dit reden voor de Amsterdamse Courant om daar melding van te maken. Daardoor werd hij de grondlegger van de huidige traditie, om met een oranje wimpel loyaliteit aan het Oranjehuis te tonen. Verder aanvaardde hij, in overleg met de commissarissen-generaal van het algemeen bestuur te Amsterdam, het militaire commando en de directie van de marine van het eerste arrondissement van Holland met verlening van de titel admiraal ook belast met het bevel over de marine op de Zuiderzee. Hij werd hiermede door het bestuur in zijn functie hersteld. Verdooren kreeg daarbij uitgebreide volmachten om alle middelen van tegenweer aan te wenden die hij voor de verdediging van het vaderland nodig achtte. Op enkele plaatsen na (onder andere de stelling Den Helder, waar Viceadmiraal Carel Hendrik Ver Huell met zijn vloot trouw aan Napoleon bleef, was het gezag in het gehele land nu overgenomen, ook van het landsbestuur, waardoor op 30 november 1813 kroonprins Willem Frederik van Oranje-Nassau vanuit Engeland naar ons land kon terugkeren om zich desgevraagd aan het hoofd te stellen van de nieuwe regering. Twee dagen later, op 2 december 1813, werd hij in de Nieuwe kerk te Amsterdam ingehuldigd tot onze Soevereine Vorst Willem I. Verdooren genoot de eer om hem daarbij te mogen vergezellen.Op een van de zijden van het basement is de onderscheiding Commandeur in de Militaire Willems-Orde opgenomen.Op een van de zijden van het basement is de onderscheiding Commandeur der Militaire Willems-Orde opgenomen.

En verder, terug naar 2022…

Toen bleek dat de omschrijving in het monumentenregister van de kerk een zijdelingse vermelding bevatte ten aanzien van het monument van Viceadmiraal Verdooren van Asperen namelijk: “Op het kerkhof gedenkteken op rechthoekig voetstuk met inscriptie” en dat er zich op het kerkhof nog een monument bevond van een admiraal, was mijn nieuwsgierigheid compleet. Het tweede monument stond niet vermeld in het monumentenregister. Het grafmonument, direct na de entree tot het kerkhof aan de rechterzijde onder een boom, betrof een praalgraf, zeer fraai gemaakt en voorzien van een hekwerk. Dat dit monument niet opgenomen was in het monumentenregister, verbaasde mij zeer. Zeker omdat een grafmonument als dit zelden wordt aangetroffen in het, voornamelijk protestantse, gedeelte van Zeeland. Zo ontstond bij mij het idee om aandacht te vragen voor beide monumenten.

Op het tweede grafmonument is een “onklaar anker” [1] afgebeeld op het verticale gedeelte van de steen, een “Marineman” én onder dit onklare anker prijkt het symbool van de Militaire Willems-Orde. Het marmeren inzetstuk op het verticale gedeelte van de zerk is haast niet meer leesbaar, maar toch kon ik nog vaag een deel van de naam ontcijferen. Iets met “de Smit, Viceadmiraal”, enfin genoeg informatie om Google erop los te laten en wat bleek, het monument behoort aan Viceadmiraal De Smit van den Broecke.

Wie is Viceadmiraal De Smit van den Broecke?

Abraham Johannes de Smit van den Broecke is een Zeeuwse marineofficier, zoon van de burgemeester van Aardenburg, die, toen hij kapitein ter zee was, minister van Marine werd in het kabinet Van Hall/Donker Curtius. Hij kwam als minister in conflict met de Tweede Kamer over de bouw van een drijvend dok. Hij bleef echter na het aftreden van het kabinet Van Hall nog een maand aan tot er een opvolger was. Na zijn aftreden werd hij directeur van de marine-instituten in Vlissingen en Den Helder.

Geboren als Van den Broecke werd bij aangifte De Smit toegevoegd, formeel als voornaam, vermoedelijk doordat grootmoeder Maria de Smit getuige was bij de aangifte. Hij werd geboren op 13 mei 1801 in Aardenburg, waar zijn vader burgemeester was en tevens lid van de Provinciale Staten van Zeeland. Aldaar zal hij zijn scholing hebben doorlopen en al snel trad hij toe tot de marine alwaar hij van luitenant-ter-zee tweede klasse opklom tot vice-admiraal. Als officier was hij onder mee bevelhebber op de Zr.Ms stoomschepen “Bromo” en “Cycloop”, commandant van het Zr.Ms. stoomschip “Gedeh” en van het Zr.Ms fregat “Doggersbank”. Met de Gedeh was hij in 1852 in West-Indië. Daarvoor had hij al deelgenomen aan de expeditie naar Bali in 1846. Naar aanleiding van deze expeditie verkreeg hij de Militaire Willems-Orde. De Doggersbank stond van december 1852 tot februari 1855 onder zijn bevel. Daarna was hij van 8 februari 1855 tot 1 augustus 1856 Minister van Marine. De Smit van den Broecke vroeg ontslag als minister, nadat de Tweede Kamer geen 200.000 gulden beschikbaar wilde stellen voor een nieuw drijvend dok te Willemsoord. De Tweede Kamer verwierp op 23 april 1856 met 38 tegen 14 stemmen een door hem ingediende suppletoire begroting. Hij bleef uiteindelijk aan en was zelfs nog een maand lid van het kabinet Van der Brugghen, totdat J.S. Lotsy hem opvolgde.Foto van De Smit van den Broecke (Koninklijk Instituut voor de Marine Den Helder).Foto van De Smit van den Broecke (Koninklijk Instituut voor de Marine Den Helder).

Vanaf 1 november 1857 werd hij directeur en commandant van het Marine-Instituut te Vlissingen en Den Helder. Op 1 juli 1861 kreeg hij pensioen, maar van 31 juli 1856 tot zijn dood was hij adjudant in buitengewone dienst van Z.M. Koning Willem III. Bij leven werd De Smit van den Broecke onderscheiden met de volgende ridderorden:

  • Ridder derde klasse, Militaire Willems-Orde. 1846
  • Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. 19 februari 1859
  • Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw. 22 juni 1861

De Smit van den Broecke overleed op 1 januari 1875 in Oost-Souburg. In september 1875 werd op het kerkhof te Oost-Souburg een monument ter nagedachtenis aan hem opgericht.

Het grafmonument voor De Smit van den Broecke in 2022.Het grafmonument voor De Smit van den Broecke in 2022.

Waar te beginnen?

Dus ja, daar sta je dan... in Oost-Souburg. Anderhalf monument, vage teksten in een omschrijving in het monumentenregister. Het ene monument met een meer contextueel historische waarde, het ander monument met een meer architectonische historische waarde. Het kan, naar mijn idee, namelijk niet zo zijn dat deze monumenten en zo ook de personen, zouden worden vergeten. Vraag was, waar te beginnen?

Als eerste nam ik contact op met de heer Asscheman, lid van het kerkbestuur. Via hem mocht ik tal van oude prenten en foto’s ontvangen van het monument van Verdooren van Asperen. Ook foto’s waarop het monument in volle glorie en op de originele plek te zien is. Het kerkbestuur gaf zijn volledige medewerker aan een onderzoek en daarmee ook toegang tot het kerkhof.

Logische keuze leek mij het Marine Museum, maar die konden niet helpen. Bij een bezoek aan het depot van het Zeeuws museum te Middelburg hadden we meer geluk. Daar kregen we het originele portretschilderij van Verdooren van Asperen te zien. Dit portret, nagenoeg ten voeten uit, was in 1815 geschilderd door Adriaan de Lelie en behoort tot de collectie van het Zeeuws Genootschap. Bij dit bezoek was ook aanwezig de specialist funerair erfgoed Leon Bok van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Na het bezoek aan het museum in Middelburg gingen we door naar Oost-Souburg. Na bestudering van beide monumenten en zijn latere aanbeveling, is het spreekwoordelijke balletje gaan rollen. Mijn indruk was dat hij zich verbaasde over de deplorabele staat van het monument van viceadmiraal Verdooren van Asperen, zeker omdat dit het predicaat ”rijksmonument” heeft. En dat het monument van De Smit van den Broecke niet de status van rijksmonument had. Zeker omdat hier gaat om een zogenaamd praalgraf met een gietijzeren hekwerk, welke als zodanig niet vaak voorkomt in het (voornamelijk) protestante Zeeland.

Naar aanleiding van het bezoek is er een aanpassing gekomen in de omschrijving van het rijksmonument (nummer 37840): “… Op het kerkhof gedenkteken op rechthoekig voetstuk met inscriptie voor admiraal Verdooren van Asperen en een grafmonument met gietijzeren hekwerk voor admiraal De Smit van den Broecke.” In dit geval bestaat geen twijfel meer dat het hier gaat om het grafmonument van viceadmiraal Verdooren van Asperen en het grafmonument van viceadmiraal De Smit van den Broecke, inclusief het hekwerk.

De volgende stap was contact leggen met het Kapittel der Militaire Willems-Orde, en wel in naam van majoor Marco Kroon, zelf drager van de Militaire Willems-Orde. Hij heeft ervoor gezorgd dat twee viceadmiraals, beiden drager van de Militaire Willems-Orde, onder de aandacht zijn gekomen bij het Kapittel der Militaire Willems-Orde en de Koninklijke Vereniging van Ridders der Militaire Willems-Orde. Deze twee hierboven genoemde organisaties kunnen van grote waarde zijn bij het huidige project, conservatie en restauratie en vervolgprojecten na afronding van dit huidige project. Daarnaast kreeg ik de toezegging van majoor Kroon, dat wanneer nodig, hij zelf bereid is op enige wijze te assisteren of zijn (media) netwerk in te schakelen.

Verder kreeg ik contact met de heer Corbeij die zijn doctoraalscriptie over Viceadmiraal Verdooren van Asperen had geschreven. De heer Corbeij zond mij een papieren versie van zijn scriptie waar ik zeer verheugd mee was. Het lezen van deze scriptie heeft me een breder inzicht gegeven naar het wel en wee van de viceadmiraal. Op het internet kwam ik ook een biografie van Verdooren van Asperen tegen van de hand van de heer D.F.C. Kuperus. Zijn biografie over viceadmiraal Verdooren van Asperen heb ik gebruikt in dit document. Ook de heer Kuperus verbaasde zich al over de erbarmelijke staat van het monument, toen hij de biografie heeft geschreven (vermoedelijk 2013). Tot op heden is het mij niet gelukt in contact te komen met de heer Kuperus.

Omdat ik vernomen had dat het grafmonument van Verdooren van Asperen in dusdanige staat is dat het redelijkerwijs niet meer gerestaureerd kan worden, zat ik met een uitdaging. Wat kan er dan wel mee gedaan worden? Daarop zocht ik contact met kunstenaar Rosalinde van Ingen Schenau, en heb haar het dilemma voorgelegd. Ze kwam met het idee om het grafmonument van Verdooren van Asperen te laten in de huidige vorm en òm het grafmonument een kunstwerk te plaatsen en met betrekking tot beide monumenten, het geheel een educatief historisch element te geven. Het idee sprak me aan, maar hoe nu verder?

Arjan Froeling bij het monument van de viceadmiraal Verdooren van Asperen.Arjan Froeling bij het monument van de viceadmiraal Verdooren van Asperen.

En dan, heden 2025…

Nu beide grafmonumenten de status van rijksmonument hebben, de omschrijving van één verduidelijkt en de andere toegevoegd, betekent dit dat er een (die was er sowieso al) instandhoudingsplicht bestaat ten opzichte van de twee grafmonumenten. De tuinman zou geen gelijk krijgen. Waar het mij om gaat is dat er iets met de monumenten “gebeurt”, dat er actie op wordt ondernomen om beide monumenten weer tot “leven” te laten komen en zodoende de historische, culturele, architectonisch, of anderzijds- waarde weer tot zijn recht komt.

Ik heb er zeker wel een idee bij en ik hoop dat u, de betrokken lezer van dit stuk, dit ook heeft. Laat uw gedachte hier over gaan en laten we de Admiraals weer behouden voor de toekomst.

 

Met dank aan de heren L. Bok, B. ten Braak en R.A. Corbeij.

 

Bronnen

  • Corbeij, R.A.; Zoals de wind waait, ….: vice-admiraal Gerrit Verdooren van Asperen, 1757-1824, doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Leiden, 1994.
  • Kuperus, D.F.C.; Vice-Admiraal Gerrit Verdooren (1757-1824). Enige gedenkwaardigheden uit het marineleven van vice-admiraal Gerrit Verdooren cmwo…, in Mars et Historia, Nederlandse Vereniging voor Militaire Historie, herzien 29 oktober 2008, opnieuw gedigitaliseerd in april 2011
  • Kuperus, D.F.C.; Enige bijzonderheden over Gerrit Verdooren cmwo, in leven Heer van Asperen, viceadmiraal in dienst van Z.M. de Koning der Nederlanden, in Gens Nostra, jrg. 63, nr. 2, 2008.
  • Zeeuws Museum, Middelburg, Collectie van het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen.
  • Stichting Parlementair Documentatie Centrum.

 

 

[1] Een klaar anker is, anders dan het ook veel als symbool van de zeevaart gebruikte onklaar anker, ook wel onttakeld anker, een anker dat van zijn kabels en trossen is ontdaan. De Koninklijke Marine gebruikte een zilveren klaar anker op de baton van het Eereteeken voor Meester-Kanonnier der Koninklijke Marine. Een dergelijk anker is ook op de oude Franse Veteranenmedaille afgebeeld.

 

Aangepast: 05 juni 2025