Geert Harms Buiskool * 25 december1850 – † 12 januari 1880
Een dierbaar man en vader
Werd hier ter aard besteld,
Door twee nog teedre spruitjes
In ’t somber graf verzeld.
Met diepen weemoed staar ik
Dit drietal na in ’t graf;
Maar God doe mij berusten,
Die t leven nam en gaf.
De stèle boven het graf bevindt zich op het kerkhof aan de koorzijde van de voormalige hervormde kerk van Meedhuizen. Voor sommigen is de koorzijde de achterzijde als ze uitgaan van de toren aan de voorzijde. Er is in de loop der eeuwen veel verbouwd aan de kerk. Oorspronkelijk is ze in de eerste helft van de dertiende eeuw gebouwd in de romano-gotische stijl en gewijd aan de heilige Laurentius, zoals een Avondmaalsbeker uit 1639 vermeldt.
Grafmonument Geert Harms Buiskool.
Geert Harms Buiskool ligt er met zijn beide kinderen begraven. Onvoorstelbaar is het verdriet dat in zo’n korte tijd Zwaantje Oosterhuis heeft getroffen in het verlies van haar echtgenoot Geert Harms, hun dochtertje Jantje Geerts en een levenloos geboren kindje. We proberen dat diepe gevoel van verdriet te begrijpen. Bijkans alles is haar ontnomen. In de laatste regels van het grafdicht bidt ze God, die het leven gaf en nam, om berusting. Hier staat ze naast Job uit het gelijknamige Bijbelboek uit het Oude Testament. Job, die toen hij alles verloren had, waaronder ook zijn kinderen, na zijn bovenkleed gescheurd en zijn hoofd kaalgeschoren te hebben, zich op aarde had neergebogen en sprak: “Naakt ben ik uit de buik van mijn moeder gekomen en naakt zal ik daarheen terugkeren. De Heere heeft gegeven en de Heere heeft genomen; de Naam van de Heere zij geloofd!” Job 1: 21 (Herziene Statenvertaling)
Geert, boerenzoon uit Beerta, en Zwaantje, boerendochter van het Hogeland, waren op 3 mei 1878 getrouwd, en gingen wonen op de boerderij te Opmeeden onder Meedhuizen, waar Geert zich al als landbouwer had gevestigd. Hij was een zogenaamde beklemde meier, gebruiker van het land van een ander, maar eigenaar van het huis, de bebouwing en beplanting erop. Door dat huis, de bebouwing en de beplanting, beklemde hij het gehuurde land, dat “vast en altoosdurend”, dus onveranderlijk en onopzegbaar was. Het werd een kort huwelijk door het op zeer jonge leeftijd overlijden van Geert Harms. Met in dat korte huwelijk het verlies van twee kinderen, van wie Jantje slechts 3 maanden oud werd, terwijl het andere kindje levenloos geboren werd.
Op 12 mei 1882 trouwde Zwaantje met haar zwager Eildert Harms Buiskool en na een aantal verervingen en verkopingen van eigendommen in beklemrechtelijke zin, kwam het hele bedrijf in bezit van het echtpaar. De boerderij, ook wel heerd genoemd, was van oorsprong een kloosterplaats, toebehorend aan het klooster Oosterwierum te Heveskes, waar alleen kerk en kerkhof, midden in de havenindustrie, nog herinneren aan het dorp, dat voor die industrie moest plaatsmaken.
De kerk van Meedhuizen met de stèle voor Geert Buiskool.
Het klooster behoorde toe aan de Johanniter ridderorde. Die naam ontleent zij aan een hospitaal in Jeruzalem, dat als patroon Johannes de Doper had. De ridderorde was een geestelijke orde, ontstaan tijdens de kruistochten met het doel pelgrims te verplegen, te beschermen en te herbergen en het Heilige Land te verdedigen tegen de ongelovigen. De hoofdzetel van de orde bevindt zich sinds 1530 krachtens een besluit van Karel V op Malta. De Johannieters worden sindsdien ook wel Maltezer ridders genoemd. Na de reformatie onderscheidden zich de protestanten als Johannieters van de rooms-katholieken, die zich Maltezers bleven noemen. Het klooster ontkwam bij de overgang van het katholicisme naar het protestantisme aan vernieling en afbraak door het feit, dat het een onderdeel was van de Johanniter orde, die koningen en keizers onder haar leden telde. Vernieling en afbraak zouden politieke en desastreuze gevolgen hebben. Afgebroken kon het eerst worden toen de laatste bewoners gestorven waren. Bij statenresolutie van 17 maart 1610 werd het toen voor afbraak verkocht. Op de resten werd een boerderij gebouwd waar Zwaantje geen gemakkelijk leven moet hebben gehad.
