Skip to main content

Amsterdam - Huis te Vraag

10 juni 2012

 

Over namen van begraafplaatsen valt veel te zeggen. Vaak zijn ze genoemd naar een heilige, de straat waar ze aan liggen of is de naam een uitdrukking van de verwachting die voor de plek geldt: Rusthof, Ter Navolging zijn daar voorbeelden van. Maar ‘Huis te Vraag’ is een vreemde eend in deze bijt.

Het oude Huis te Vraag op een kaartblad van Amsterdam Amstelland uit 1790.

Het is een naam die is overgebleven van een overlevering. Daar waar de weg tussen Haarlem en Amsterdam bij het veenstroompje de Schinkel kwam, zou al in de middeleeuwen een veerhuis hebben gestaan. In dat veerhuis woonde de schipper die ook een gelagkamer uitbaatte voor zijn klanten. Onder het genot van een pot bier of glas wijn was het immers beter wachten. Wie niet meer overgezet kon worden door het nachtelijk uur of door storm of ontij kon ter plekke overnachten. Hemelsbreed lag de stad Amsterdam op ongeveer drieënhalve kilometer afstand maar in die tijden en over de wegen die men toen kende, kon dat meer dan uur gaans betekenen.

Bij het veerhuis kon men zogezegd ook terecht voor inlichtingen, iets waar de uitbater van het veerhuis de aandacht op vestigde met behulp van een bord langs de weg met de tekst ‘te Vraghe’ wat zoveel betekende als ‘hier kun je iets vragen’. Toen Groothertog Maximiliaan van Oostenrijk in 1486 of 1489 een bedevaart deed naar Amsterdam zou hij hier de weg hebben gevraagd. Vanaf die dag heette de herberg openlijk ‘Te Vraghe’ en kreeg het een passend uithangbord.

Het Huis te Vraag

Dit verhaal deed meer dan 150 jaar de ronde en werd telkens opnieuw en vaak ook weer heel anders verteld. Omstreeks 1618 kwam het verhaal ter ore van een Amsterdamse lakenfabrikant, die het zo’n aardig verhaal vond dat hij op het idee kwam hier op dezelfde plek aan de Schinkel een landhuis te bouwen. Het landhuis kreeg de naam ’t Huys te Vraghe. Het voorvoegsel huis was wel nodig want langs de Schinkel stond immers nog de oude herberg. In 1632 wordt het Huis ter Vraech voor het eerst officieel genoemd.

Achter de begraafplaats ligt nog een stukje geschiedenis met een prachtig uitzicht op hoe het hier eeuwen geleden uit moet hebben gezien.De Sloterweg waarlangs het huis lag, raakte in de loop der tijd steeds meer bebouwd. Rondom het huis, vooral langs de Schinkel, verschenen enkele boerderijen, een molen en een kleine scheepswerf. De Schinkel werd een druk bevaren waterweg en op de Nieuwe Meer werd aan visserij gedaan. Het Huis te Vraag (later ook Huis de Vraag) werd een begrip en een referentiepunt in de wijde omgeving, in handel en wandel en in het dagelijks gesprek. In koopakten van onroerend goed werd de ligging en begrenzing beschreven met betrekking tot Huis te Vraag. Het landhuis kende een lange reeks van eigenaren, die allemaal iets te maken hadden met de lakenindustrie en de katoenververij. Het landhuis werd in de loop van de negentiende eeuw zelfs gebruikt als katoenververij, maar de lakenindustrie en de katoenververij floreerden allang niet meer. De ververij in het landhuis bleek niet langer exploitabel, waarop de laatste eigenaar, een zekere heer Poort in 1890 het landhuis te slopen. Er werd niet stilgestaan bij de historische waarde van het landhuis en zo kwam er na bijna drie eeuwen een eind aan het Huis te Vraag.

Dat was wel het einde van het Huis, maar niet van de plaats en ook niet van de Naam. De Naam was sterker dan het Huis en de geschiedenis ging door.

Begraafplaats Huis te Vraag

Een jaar na de sloop van het huis kreeg aannemer Pieter Oosterhuis, de nieuwe eigenaar van het grondstuk, toestemming om hier een begraafplaats aan te leggen. Het gemeentebestuur van de gemeente Sloten, waar het gebied toen nog onder viel, had op het verzoek van Oosterhuis om een ‘bijzondere begraafplaats ‘ voor de Protestantse Gemeente Sloten en Omgeving aan te leggen, positief beslist. Oosterhuis had bij zijn aanvraag een uitvoerige beschrijving gevoegd van de inrichting van de begraafplaats. Hij had ondermeer een aula en ontvangstruimte in klassieke stijl gepland, evenals een woning voor de beheerder. Ook had Oosterhuis een opsomming bijgevoegd van de bomen en struiken die hij dacht te planten.

Waarom Oosterhuis nou juist deze plek koos voor een begraafplaats, lijkt nu wat onduidelijk maar destijds was zijn keus logisch. De hele polder tussen de Schinkel en het dorp Sloten bestond uit laagveen en daar was met enig fatsoen niet te begraven. De grond waarop Huis te Vraag had gestaan, lag echter al wat hoger, zeker nadat men het resterende puin van het gesloopte landhuis had uitgespreid. Deze gesteldheid betekende dat men minder zand nodig zou hebben voor een ophoging. Bovendien lag Huis te Vraag gunstig langs de rivier waardoor de benodigde 50.000m3 zand vanuit Muiderberg per schip kon worden aangevoerd. Het werk aan de ophoging kon vlot worden uitgevoerd en al op 2 september 1891 kon de officiële opening plaatsvinden. De begraafplaats, die bijna drie meter was opgehoogd, werd verdeeld in zestien secties en vier klassen. Tegen het talud De gevelsteen met de verbeelding van een 'homo bulla'.dat nu was ontstaan, liet Oosterhuis een aula annex beheerderswoning bouwen. In de voorste zijgevel werd de gevelsteen van het afgebroken landhuis geplaatst. Op de gevelsteen is een homo bulla te zien waarvan de bellenblazende cupido de ijdelheid der dingen symboliseert. De luchtbellen, de aardbol waarop de cupido zit alsmede de vuurpot en het water aan zijn voeten staan voor de vier elementen van het universum. Dat past goed bij de metaforische sfeer van de begraafplaats.

Voor de naam van zijn begraafplaats greep Oosterhuis terug op de oude spelling voor deze omgeving. De toen bekende namen ‘De Vraag’ en ‘Huis de Vraag’, leken Oosterhuis minder geschikt vanwege de associatie met de vragen die veel mensen hadden over de dood en de zin van het leven. Daarom noemde hij de begraafplaats ‘Protestantsche Begraafplaats te Vraag’. Oosterhuis kon veel willen, maar in de volksmond bleef men spreken over Huis te Vraag.

In bedrijf

Aan het eind van de negentiende eeuw kende Amsterdam en omgeving vooral begraafplaatsen en kerkhoven die beheerd werden door gemeenten of door de kerk. Diemen kende Rustoord, die in particuliere handen was en daarmee was Huis te Vraag de tweede particuliere begraafplaats van Amsterdam en omgeving. De begraafplaats werd een familiebedrijf en onder leiding van Oosterhuis werd de begraafplaats naar zijn believen ingericht. De begraafplaats werd buitenom beplant met bomen als populieren, schiet- en treurwilgen en op de begraafplaats zelf liet Oosterhuis bloeiende bomen en struiken als prunus, sering en jasmijn planten. Ook werden her en der coniferen geplaatst die ongedwongen konden groeien. Bij het begin van de dwarsas die toegang gaf tot de begraafplaats liet Oosterhuis twee zuilen plaatsen afkomstig van de in 1772 afgebrande schouwburg aan de Keizersgracht. De zo ontstane poort liet hij tooien met het opschrift ‘Memento Mori’.

Advertentie uit het Algemeen Handelsblad van 3 september 1913 voor de verkoop van de begraafplaats.Pieter Oosterhuis heeft niet lang kunnen genieten van zijn begraafplaats want hij stierf korte tijd later. Zijn weduwe, Catharina de Waart, nam de zaak over en na haar overlijden in 1910, werd haar zuster Elizabeth de Waart de nieuwe eigenaresse. Al in 1914 verkocht zij de begraafplaats aan buurman Johan Steenhagen. Hij beschikte over een aangrenzend stuk land en wilde de begraafplaats hier uitbreiden. Het verzoek hiertoe werd echter afgewezen omdat de begraafplaats dan te dicht bij de omringende woningen zou komen te liggen.

In 1921 werd de gemeente Sloten opgeheven en bij Amsterdam gevoegd. Hierdoor kwam de begraafplaats nu binnen de grenzen van de gemeente Amsterdam te liggen en was de gemeente gelijk twee particuliere begraafplaatsen rijker. In 1897 was namelijk ook de particuliere begraafplaats Vredenhof aangelegd langs de Haarlemmertrekvaart.

In de jaren dertig van de twintigste eeuw werd de Sloterweg tegenover Huis te Vraag bebouwd en daarmee verdween het landelijke karakter van de omgeving.

Huis te Vraag was een goedlopend bedrijf waar voornamelijk familiegraven werden uitgegeven. Er werd, zoals gebruikelijk in die tijd, tot wel vijf diep begraven. Daardoor liggen hier veel meer mensen begraven dan men bij het geringe oppervlak zou vermoeden. Dat oppervlak was oorspronkelijk nog wat kleiner, want pas later is aan de zuidzijde nog een strook van ongeveer twintig meter toegevoegd. Het oppervlak bedroeg daarmee ongeveer 9.000m2, terwijl de totale grootte van het terrein bijna 2,5 hectare bedroeg. Op het kleine gebied waar begraven werd, vonden tot 1962 tussen de 12.000 en 16.000 doden hun laatste rustplaats. Hoeveel het er werkelijk zijn, zullen we nimmer weten. Het is bekend dat er tijdens de oorlog Joden en onderduikers werden begraven en ook vonden slachtoffers van de Hongerwinter hier hun laatste rustplaats. De vaak anonieme doden die men in de lange winter van 1944-1945 langs de straat vond, werden eerst naar de Zuiderkerk gebracht. Van daar uit werden ze overgebracht naar Huis te Vraag. Deze doden werden niet geregistreerd.

Na de Tweede Wereldoorlog werden de begraafactiviteiten weer opgepakt maar in 1957 bleek dat er geen grafruimte meer beschikbaar was. Toen de dochter van Steenhagen wederom geen toestemming kreeg tot uitbreiding, zag ze zich genoodzaakt de begraafplaats te verkopen aan de gemeente. De verkoopdatum was 24 september 1962. De volgende dag al werd de begraafplaats gesloten verklaard. Eenenzeventig jaar was er begraven, maar nu dreigde de teloorgang. De gemeente had de begraafplaats niet gekocht met het oog op de exploitatie, maar had de grond nodig om een afslag naar de (Oude) Haagseweg te kunnen maken. Volgens de Wet op de lijkbezorging zou de begraafplaats in september 1992 kunnen worden geruimd en bebouwd. Zover is het allemaal niet gekomen.

Gesloten begraafplaats

Omdat een begraafplaats niet zomaar gesloten kan worden, diende het beheer en het onderhoud verder opgepakt te worden. Het beheer van de begraafplaats werd daarom ondergebracht bij de toen nog bestaande Algemene Dienst Begraafplaatsen, later de Nieuwe Oosterbegraafplaats. Het beheer bleek weinig om het lijf te hebben en de begraafplaats verkommerde. Er was wel een behoorlijke belangstelling voor de grond van de begraafplaats, want inmiddels had de stad Amsterdam zich al tot voorbij de begraafplaats uitgebreid.

Het feit dat de oudere graven voor 75 jaar waren uitgegeven, verhinderde al te grote plannenmakerij en langzamerhand werd het stil rond Huis te Vraag. De achteloze bezoeker kon nergens terecht voor informatie, het onderhoud werd achterwege gelaten en het hek werd met een ketting afgesloten. Bij de gemeente wist men na verloop van tijd niet eens meer dat deze begraafplaats hun eigendom was.

Het terrein werd vanaf 1987 beheerd door de Nieuwe Oosterbegraafplaats, vanaf januari 1991 door stadsdeel Amsterdam-Zuid dat in 1998 opging in het stadsdeel Oud-Zuid en in 2010 in stadsdeel Amsterdam Zuid. Nadat in 1991 een nieuwe Wet op de lijkbezorging van kracht werd, bleek dat de grafrust nog verlengd moest worden tot 2012, alvorens men kon gaan ruimen. Zover zou het echter niet komen want ondertussen is er wat bijzonders gebeurd.

Nieuw beheer met uniek gevolg

Vanaf 1987 verhuurde de gemeente de aula van de begraafplaats aan beeldend kunstenaar Leon van der Heijden en zijn vrouw Willemijn. Ze werden ook geacht op te treden als beheerders van de Dit groene beeld van een tuin krijgt men vandaag de dag als men over de begraafplaats wandelt.begraafplaats. Van der Heijden heeft vervolgens niet rigoureus de snoeischaar ter hand genomen, maar hij heeft juist een heel bijzondere sfeer weten te scheppen waarin de grafmonumenten als het ware figureren in een tuin. Door de jaren heen werd de begraafplaats steeds fraaier. Dit beeld viel ook filmmaakster Barbara den Uyl op, die hier in 1990 de begrafenisscene van haar film In naam der wet over Hans Kok, opnam. Later maakte ze hier ook de documentaire De klimop rouwt nog steeds (2007).

Op 18 februari 2008 verzocht een groep burgers de stadsdeelraad om Huis te Vraag en vier arbeiderswoningen aan het nabijgelegen Spijtellaantje aan te wijzen tot beschermd stadsgezicht. De raad besloot de verzoekers niet-ontvankelijk te verklaren.

De bijzondere sfeer, ontstaan door het nieuwe beheer, trok niet alleen filmmakers aan. Zo schreef de dichter Hendrik van Teylingen (ook genaamd Sri Hayesvar Das) een bundel met 37 sonnetten over Huis te Vraag. Op de begraafplaats staat een grafsteen met daarin gegraveerd een door Van Teylingen geschreven gedicht over dit kerkhof. Na zijn overlijden in 1998 hebben zijn kinderen, zijn familie en Krishna-toegewijden zijn urn bij het monument begraven. Omdat de Wet op de lijkbezorging niets omtrent het bijzetten van asbussen op bestaande graven vermeldt, was dat een legale actie. Wellicht had men toestemming moeten vragen, maar dat is niet gebeurd.

Anno nu

Huis te Vraag vormt met zijn bijzondere uitstraling en het landelijke karakter van het erachter gelegen land een uniek gebied in Amsterdam. Van dat soort plekjes zijn er niet veel meer te vinden in de stad. Wie het hoge smeedijzeren toegangshek aan de Rijnsburgstraat doorgaat, ervaart al Het huisje bij de ingang dat gebruikt werd voor bloemkransen. Waarschijnlijk uniek in Nederland.direct de bijzondere sfeer die rond deze plek hangt. Direct naast de ingang staat een houten huisje met veel glas. Meestal staat er een boeket bloemen in en dat is ook precies de functie van het huisje. Het is namelijk een huisje voor de bewaring van grafkransen. Bloemenkransen zijn nog steeds een vast gebruik bij een uitvaart. Met bloemen willen we onze dank aan de overledene tot uitdrukking brengen en een laatste groet. Destijds liet men de kransen niet zomaar op het graf liggen, maar konden ze tentoongespreid worden in het huisje. Iedereen kwam er langs en kon dus op de linten lezen voor wie de grafkransen waren. Zulke huisjes zullen vaker gebouwd zijn op begraafplaatsen, maar dit is de enige in zijn soort die bewaard is. Ten onrechte wordt het huisje ook wel aangewezen als een lijkenhuisje, maar dat is onmogelijk omdat het huisje veel te open is.

Verder lopend over het bestraatte pad voert de weg naar boven. Het hoogteverschil van pakweg twee meter wordt op deze wijze overbrugd. Dat het land oorspronkelijk nog veel lager lag, is aan de rechterzijde goed te zien. Op dat stuk had ooit een uitbreiding kunnen plaatsvinden, maar dat is er nooit van gekomen. Aan het eind van het pad staat rechts de aula. In de zijgevel zal de gevelsteen De aula anno 2012. In de zomer gaat het gebouw schuil onder het groen.met de homo bulla al opgevallen zijn. De aula zelf is een lang gebouw, in drie traveeën verdeeld met grote rondbogige openingen voor de ramen en deuren. Voor de aula is nu een bordes aangebracht dat vol staat met planten, maar ooit lagen hier drie bakstenen trappen. Voor elke klasse een eigen trap en eigen ruimte in de aula.

Aan de linkerzijde openbaart zich de groene oase die de begraafplaats is geworden. Wie de plek ziet, weet dat dit een fantastische plek voor vogels en insecten is. Je voet je haast een indringer als je de onverharde smalle paden opwandelt. Deze paden volgen niet geheel meer het oorspronkelijke padenplan, maar voeren de wandelaaGrafmonument voor Albert Pomper.r nu wat kris kras over de begraafplaats. Het is goed te zien dat buxushagen worden bijgeschoren en klimop ingeperkt wordt. Het is dus geen ongecontroleerde wildernis. Tussen het groen duiken her en der grafmonumenten op. Zo staat het grafmonument voor Albert Pomper (1862-1917) nog fier overeind, omzoomd door klimop. Pomper was organist van de Evangelisch Lutherse gemeente. Hoewel hij blind was, werd hij ook bekend als wiskundige, wat de geometrische symbolen en een weergave van de stelling van Pythagoras op de grafsteen verklaard. Verder zijn hier enkele Amsterdammers begraven die bekendheid hebben gekregen door hun inzet in de Eerste Wereldoorlog bij de uitwisseling van gevangen: A.M. le Cosquino de Bussy-Van der Lelie (1888-1954), of in het verzet in de Tweede Wereldoorlog sneuvelden: Michiel Ploeger (1918-1945).

Grafmonument voor mw. Scholtz-Schwartze bekroond door klimop.Enkele grafmonumenten vallen op door hun vormgeving, zoals dat van A.M.E. Scholtz-Schwartze (1894). Haar grafmonument is opgetrokken in een Griekse klassieke stijl met in het timpaan een opgaande zon met daaronder op het monument een gebeeldhouwd portret en profil, omgeven door een bloemenkrans.

Er valt nog veel meer te zien langs de smalle paden, maar een bezoek aan Huis te Vraag is niet compleet zonder even een blik te hebben geworpen op het er achter liggende landje. De illusie van een ver verleden dringt zich hier op. Het is goed dat zulke plekjes nog te vinden zijn in Amsterdam. 

Bezoeken

Huis te Vraag is te bezoeken van dinsdag tot en met vrijdag van 10 tot 17 uur en op zondag van 11 tot 14 uur zoals aangegeven op het toegangshek. Op de christelijke feestdagen zoals Pasen en Pinksteren, Hemelvaartsdag, beide Kerstdagen en Nieuwjaarsdag is de begraafplaats gesloten, terwijl ze op nationale feestdagen gewoon geopend is. De begraafplaats kent geen faciliteiten als een toilet. Vanwege het serene karakter worden honden en mobiele telefoons of andere geluidsdragers niet toegestaan. Ook fietsen moeten buiten de poort blijven.

Het adres van de begraafplaats is Rijnsburgstraat 51 te Amsterdam.

 

Literatuur

  • Brekelmans, I; Ina Brekelmans tekent Huis te Vraag (2001)
  • Heijden, L. van der; Huis te Vraag als wereld: leven wonen en werken, dood en begraven, Amsterdam 2007.
  • Margriet de Roever & Jenny Bierenbroodspot; De Begraafplaatsen van Amsterdam, Amsterdam 2004 

Internet

Aangepast: 25 december 2020

Nieuw op de website


Kollum – Protestants kerkhof

16 maart 2024
~Fryslân

Jacobs, Aletta

07 maart 2024
~Maatschappij

Als bloemen bij het graf - Rolde

07 maart 2024
~Als bloemen bij het graf

Lobith - Katholieke kerkhof

12 februari 2024
~Gelderland